elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: schrobbering 

schrobbering , schrobbéring , ü̂̂tschrobbéring , Duchtige berisping, uitbrander.
Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff
schrobbering , schrobbeering , schrobbieering, ü̂tschrobbeering, ü̂tschrobbieerin , Duchtige berisping, uitbrander.
Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer.
schrobbering  , schroebbeering , berisping.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
schrobbering , schrobbeerige , vrouwelijk , standje, berisping
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
schrobbering , schrebéreng , [zelfstandig naamwoord] , slag, die een schram of buil veroorzaakt (dV) , (Westerkwartier); uit het Holl.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
schrobbering , skrambering , zelfstandig naamwoord , Variant van schrobbering.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
schrobbering , schrobbering , schrabbering, schramring , 0 , schrobberings , afstraffing, standje Je zult wel een beste schrobbering kriegen van je va (Bal), Ik heb een beste schrobbering had um a’k te late op schoel kwam (Hol); ook schrabbering (dva, Hav), schramring (Nije) Hij kreeg een flinke schrabbering van zien vrouwe (Hav)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
schrobbering , schrobberege , schrobbering. Hie hef wel ’n schrobberege verdiend veur die streek.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal