elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: schrobber 

schrobber  , schrübber , schrobber.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
schrobber , schrobben , [zelfstandig naamwoord] , schrobber. || hoaneschrobber
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
schrobber , skrobr , zelfstandig naamwoord, mannelijk , gierigaard
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
schrobber , schrobber , mannelijk , harde boender.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
schrobber , sjrubber , mannelijk , sjrubbesj , sjrubberke , schrobber.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
schrobber , schrobber , 0 , schrobbers , schrobbezem Dat wil niet met een zachte bessem, pak de schrobber mar even (Klv), Ik moet een stok in de schrobber hebben; kun ij dat even doen? (Oos)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
schrobber , [boender] , schrubber , aardappelmandje.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
schrobber , skrobber , schrobber
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
schrobber , schrobber , schrobbel , zelfstandig naamwoord , de 1. persoon die schrobt 2. hetz. als haandschrobber 3. stalbezem om mee te schrobben of luiwagen 4. benaming voor een belastingambtenaar
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
schrobber , skrobber , zelfstandig naamwoord , schrobber.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
schrobber , sjróbber , sjrubber , mannelijk , sjróbbers, sjrubbers , sjrubberke , schrobber , Ich mót de kuueke sjróbbe, pak mich de sjrubber ins!
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
schrobber , schróbber , schrubber , zelfstandig naamwoord, mannelijk , schróbbers/schrubbers , schrubberke , schrobber
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
schrobber , schruber , schrubers , schrobber
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal