Woord: schravelen
schravelen , schravele
, gebrekkig loopen. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
schravelen , schraovele
, moeilijk lopen, onzeker de weg zoeken. [?] Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
schravelen , skravele , werkwoord
, Kwakkelen, sukkelen met zijn gezondheid, met moeite vooruit krabbelen. Het woord is een variant van schraven = bijeenschrapen, met de poot krabben. Zie het N.E.W. onder schraven. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
schravelen , schravele
, hengele; ni good vuroêt kome (mit loëpe, fietse, schátse). Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst. |
schravelen , schraevele
, stèchele. Bron: Kuipers, Cor e.a. (1993), Zò bót ás en hiëp. Plat Hôrster, Horst. |
schravelen , schravelen
, (sa:Rui, veroud.) = het onderspit delven, de minste zijn Kleine jongen moet altied schravelen Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
schravelen , [bewegen] , sjravele
, sjraveltj, sjraveldje, gesjraveldj , 1. met moeite lopen 2. niet stil zitten , Hae sjraveldje mèt mote de berg op. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
schravelen , schravele
, schravelde – geschraveld , strompelen; schuiven (op een stoel) Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. |