Woord: schijvelen
schijvelen , schievele
, kijlen. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
schijvelen , sjievele , werkwoord
, sjievelde, haet gesjievelt , keilen. Een plat voorwerp, meestal een steentje, over de oppervlakte van het water doen kiskassen. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
schijvelen , sjievvele
, scheren, in de uitdrukking ‘met kleine steentjes over het water scheren’. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
schijvelen , sjiévele goën , werkwoord
, sterven , (zie 'gaan') Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |