elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: rusten 

rusten , rusten , sterven, doch alleen het imperf.; hij’s rust = is gestorven. Ook aldus in Gron. nl. met bijvoeging van den tijd, en eene zachtere uitdrukking dan: sturven = gestorven. Bij Hooft: gerust = overleden.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
rusten , rusten , Hiervan alleen het verleden deelwoord; hij’s (of: zij’s) rust, inzonderheid wanneer daarbij de tijd van het overlijden vermeld wordt, en is eene zachtere uitdrukking dan: sturven (= gestorven), zoodat men ze dan ook niet anders dan door familie of vrienden van den overledene hoort bezigen, (ook Drentsch.) In advertentiën komt het woord echter nooit voor. Hooft: gerust = overleden; rust (deelwoord), voor: gestorven. Zie: rusten, alsook: opdroagen.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
rusten , resten , zwak werkwoord , vgl. uitresten en toeresting, uitresting.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
rusten , rusten , zwak werkwoord , In de 17de e. ook ruisten; zie verder resten.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
rusten  , röste , rusten.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
rusten , rusten , [werkwoord] , 1 rusten. Wie hebben n zetje rust, oetrust.; 2 sterven, dan met wezen vervoegd. Op n stom mooie Juni-oavend is e rust.; 3 begraven liggen. Woar zol e rusten?; 4 rentenieren. n Rustend kaptaain.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
rusten , rùsn , zwak werkwoord , rusten. Zik rùsn, het zich gemakkelijk maken
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
rusten , raste , rasde, haet geras , rusten. Zich raste: rusten. Zich gèt raste: uitrusten.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
rusten , rusten , rösten , zwak werkwoord, onovergankelijk , Ook rösten (Zuidwest-Drenthe, zuid) = 1. rusten Ik wil eerst ies even rösten, aans koon’k nog achter de aom (Ruw), Laot dat noou maor eerst een toertien rusten, ik praot der astond wel is over (Eex), De overledene rust in vrede (Bui), Hij is overleden, hij is gaon rusten (Wsv), Op dit kerkhof rusten mien beide olders (Dwij) 2. sterven (dva, ui, be:rui) Scholten Luuks is zo even eröst (ui) *Wel te rusten / Met de kop in het kussen / Bienen in het stro / Wel te rusten tot mörgenvro (Sle), ...Met de kop in het stro / Dan slap het poppie zo (Bco), ...Slaop zacht / Tot mörgenvrog half acht (Odo), ...Met de neers in de narm / Dat slap warm (Scho), ...Met het gat in het stro / Dan bet oe ook gien vlo (Dwi), ...Met de kop in de veren / Morgen ete wij lekkere peren (Hgv), ...Het gat in de veren / Wat wi’j nog meer begeren (Eev), ...Mit het gat in het stro / Dat giet alle nachten zo (Hol), ...Meid in de arm / Slaop warm (Sti), ...Gat in de veren / Dan kuj je niet bezeren (Zey)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
rusten , rusten , rusten
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
rusten , russn , rusten.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
rusten , rusten , werkwoord , 1. uitrusten: door een uiltje te knappen 2. overlijden, in rusten gaon, ook in Hi’j is rust 3. rust hebben door de dood
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
rusten , röste , werkwoord , rösde, gerös , rusten , VB: Laote v'r 't mer laote röste, daan kal v'r läoter druüver.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
rusten , röste , röstj, rösdje, geröstj , rusten
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
rusten , röste , werkwoord , rösjtj, rösjdje, gerösjdj , rusten
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
rusten , röste , werkwoord , rös(t)j, röszje/rösjde, gerös(t)j , rusten
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal