elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: rijtuig 

rijtuig , rietuug , rijtuig, koets en ook voor: sjees, niet voor: vrachtwagen.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
rijtuig  , rietuug , rijtuig.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
rijtuig , rijtuig ,   ,   , de zware kabel, de rijer, waaraan het schip een storm ofrijdt of uitrijdt.
Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen
rijtuig , rietuug , zelfstandig naamwoord onzijdig , rijtuig. Rietuugverhuurder.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
rijtuig , réêjtuug , onzijdig , rijtuig.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
rijtuig , rijtuig , zelfstandig naamwoord , zwart vierkant koetsje waarmee de koetsiers in de stad Utrecht reden (KRS: Hout) Zie hoofdstuk 4, punt 4: wagens .
Bron: Scholtmeijer, H. (1993), Zuidutrechts Woordenboek – Dialecten en volksleven in Kromme-Rijnstreek en Lopikerwaard, Utrecht
rijtuig , rietuug , 0 , rietugen , rijtuig Wij gungen in het museum rietugen bekieken (Sle)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
rijtuig , rietuug , rietûûg , (Kampen) rijtuig. Ook: rietûûg (Kampereiland, Kamperveen)
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
rijtuig , rietuug , zelfstandig naamwoord , et; rijtuig, koets
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
rijtuig , riejtuug , ri’jtuug, rietuug , zelfstandig naamwoord , rijtuig. Zie ook: koetse.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
rijtuig , rèijtùg , dominant persoon, rijtuig , ’n Lâstig rèijtùg. Een onhandelbare vrouw
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
rijtuig , rietuug , onzijdig , rijtuig
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
rijtuig , rietg , , rietuug , zelfstandig naamwoord , rietuge , rietuugske , rijtuig ook koetsj, sjiës, tilburie
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
rijtuig , rijtèùg , zelfstandig naamwoord , rijtuig; Kernkamp - Bezorging Dialectenquête 1879 - 'n nij rêtuig mid 'n aauw pêrd er veur
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
rijtuig , riejtuug , riejtu~ge , rijtuig
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal