Woord: rente
rente , rinte
, rente. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
rente , reante , vrouwelijk
, rente Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
Rente , Rente , [eigennaam]
, mansnaam. , (Westerwolde) Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
rente , rìnte
, rente. Geld op rìnte doun. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
rente , rente , rent , 0
, renten, rentes , Ook rent (Midden-Drenthe, Kop van Drenthe) = rente Aj der genog van hebt, kuj je geld het beste op rente zetten (Bei), Aal jaor moej met de bookies hen de baank um rente bij te schrieven (Hijk) *Rente en hure slaopt gien ure moeten altijd worden betaald (Hgv) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
rente , rente
, rente Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
rente , reente , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, - , - , rente , reente Zw: Op z'n reente lève: van zijn rente leven Zw: (schertsend) 'r Lèf op z'n reender en leet de kaver op de wej loüpe. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |