elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: regenboog 

regenboog  , raegenbaog , regenboog.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
regenboog , reangboang , zelfstandig naamwoord , regenboog
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
regenboog , raengebaoch , mannelijk , raengebäöch , regenboog. Ės ’ne raengebaoch aan de lóch sjteit, geef ’t drie daach sjoon waer: als een regenboog in de lucht staat is er kans op drie dagen mooi weer.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
regenboog , rèèngboage , regenboog.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
regenboog , regenboog , 0 , regenboog In de regenboog zit een koppel kleuren (Eex), De trui had alle kleuren van de regenboog (Schl)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
regenboog , regenboge , zelfstandig naamwoord , de; regenboog
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
regenboog , règenbaoge , zelfstandig naamwoord , règenbögien , regenboog.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
regenboog , raengelbaog , mannelijk , regenboog
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal