Woord: pangelen
pangelen , pangelen , [werkwoord]
, aanhoudend koopen en verkoopen, door een particulier, zoo als vooral de uitdragers beroepshalve doen. Verpangelen, iets voor een prijs, die beneden de waarde is, verkoopen. Het z.n. is pangelder. Fri. kwanselje, verkwanselje, kwanselder, in gelijken zin. Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel. |
pangelen , [kwanselen] , pangeln
, schacheren; zie: pangeler. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
pangelen , pangêln
, panjêrn (Stad-Groningsch) = ruilen zooals de pangeljeud (kleerkoop) doet, die van alles zijne gading maakt; inpangêln = inruilen, door ruilen verkrijgen; verpangêln = verruilen, zich door ruilen van iets ontdoen; pangelder = die veel van zulk ruilen houdt en er dikwijls gebruik van maakt. Drentsch pangeler, pengeler = schacheraar; Oostfriesch pangeln = schacheren. – Zal samenhangen met: pōng = buidel, zak; zie aldaar. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
pangelen , pôngele
, rommelen. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
pangelen , pangeln , paangeln , [werkwoord]
, 1 handelen in minderwaardig goed; zie pong en pongel; 2 al weer ruilen of wat anders kopen. Kinder maggen geern pangeln. Zie ook verpangeln || paangeln Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
pangelen , pangeln
, handelen op minderwaardige wijze, zonder bepaald bedrog te plegen Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
pangelen , pangeln , zwak werkwoord, onovergankelijk
, handelen, afdingen, marchanderen Die möt aaid pangeln, die prebeert er aaid wat of te kriegen maar: Bi’j weer an het pangeln west met die knikkers? knikkers geruild (Sle), z. ook pingeln Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
pangelen , pangelen , pengelen, pingelen , werkwoord
, kwanselen, nu weer eens dit, dan weer dat kopen en verkopen, verhandelen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |