elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: patsen 

patsen , batsen , nedersmakken. Zie: bats 1.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
patsen , batsen , zie bats * 1 (ook de aanteekening.)
Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985)
patsen  , paatse , slaan.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
patsen , paatsje , paatsjde, haet gepaatsj , zich laten verwennen; zich aanstellen.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
patsen , patsen , werkwoord , petsen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
patsen , batsen , werkwoord , 1. hard slaan, klappen 2. hardhandig vechten 3. knallend uiteenspringen 4. smakkend vallen, ploffen 5. zwaar, ploffend stappen 6. het harde geluid van een knal, slag doen ontstaan 7. fel reageren, flink uitvallen, in verb.
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal