elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: ozelig 

ozelig  , oozelig , huiverig. Oozelig waer, koud regenachtig weer.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
ozelig , oozeleg , bijvoeglijk naamwoord , huiverig (Land van Cuijk)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
ozelig , [koud en nat] , ozelig , koud en nat , ’t Is mer ozelig waer!
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
ozelig , ozelig , bijvoeglijk naamwoord , ozelige , armoedig, mieserig, ellendig, kouwelijk zie ook ellenjig, ermeujig, käöjelik
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
ozelig , aozelig , koud; guur
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal