Woord: overhoop
overhoop , overhoop , [bijwoord]
, in 't algemeen. 2) iets boven hetgeen bepaald is; b.v. 'zi hebben, boven het loon, nog zes gulden overhoop gekregen.' In gelijken zin als in 't Eng. 'into the bargain' en het Ndl. 'op den koop toe'. Zwe. ofver hufvud. De. overhoved. Hd. ueberhaupt. Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel. |
overhoop , overhoop
, (klemtoon op: hoop) = op den koop toe, toegift in eig. beteekenis; ook Drentsch; hij gaf mie vijr neuten, ’n handvol rezienen (enz.) overhoop. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
overhoop , aoverhoopt , bijvoeglijk naamwoord
, Overhoop. Wat is dat hier ʼn aoverhoopte bul! Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
overhoop , euverhoup
, overhoop. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
overhoop , ovverhoop
, ruzie Héj lit mit hùr geregeld ovverhoop Hij heeft regelmatig ruzie met haar. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
overhoop , euveroup , euvroup
, overhoop. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
overhoop , overhoop , bijwoord
, 1. dooreen, overhoop De hiele kaomer laag overhoop (Bal), Zie hadden inbreuken en alles overhoop haald (Eke), (fig.) Ze ligt altied mit de buren aoverhoop hebben altijd ruzie (Eli) 2. op de koop toe (Zuidwest-Drenthe, zuid, Kop van Drenthe) Hij kreeg nog een paor haonen overhoop, doe e kukens koft (Row) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
overhoop , ooverwoop , zelfstandig naamwoord
, overvloed, van bv. fruit. * Anoniem Etten, West Noord-Brabants Idioticon A – Z, ± 1929. Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur. |
overhoop , aoverhoop
, troep maken. Die vente haeln mien alles aoverhoop. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
overhoop , ooverhóóp
, overhoop, onenigheid , Wa kunde gi de zaak ooverhóóp zètte, ik zoow ónderhand gróóte óprûiming haauwe. Wat kun jij de zaak overhoop zetten, ik zou onderhand een grote opruiming houden. Wa hit'tie dé nóój dét'tie meej z'n femielie ooverhóóp li, t’is gekomme meej’t ééreve. Hij heeft niet graag dat hij met zijn familie onenigheid heeft, het is gekomen met het erven. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
overhoop , overhoop , overhope , bijvoeglijk naamwoord
, overhoop Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
overhoop , overhôôp , bijwoord
, overhoop Hij leg med iederêên overhôôp Hij heeft met iedereen ruzie; Hoe meer overhôôp hoe kwaoier de kôôp Te veel keus maakt de koop moeilijk (ook: Te veel tegelijk willen doen) Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
overhoop , ooverhoewep zette
, overhoop halen Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
overhoop , ôôverwôôp
, overhoop. gebruikt in “meej iemand overwôôp ligge”, moeilijkheden hebben met iemand, met iemand in onmin leven. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
overhoop , aoveroop , bijwoord
, overhoop. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
overhoop , ooverwoop , zelfstandig naamwoord
, overvloed (West-Brabant) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
overhoop , uueverhoup
, overhoop , Mèt emes uueverhoup ligke. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
overhoop , uëverhaûp , uëverhaup
, overhoop Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
overhoop , oeëverhoup , overhoup , bijwoord
, eerste vorm Weerts (stadweerts); tweede vorm Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern), Nederweerts, Ospels; door elkaar, overhoop Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
overhoop , uvverhoup
, overhoop; omver Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |