elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: oorworm 

oorworm  , oerworm , oorworm. Vervaelende oerworm, vervelende vent.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
oorworm , oorwórm , mannelijk , oorwurm , oorwurmke , oorworm; knorpot, kniesoor.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
oorworm , òrwèùrem , oeërwèùrem , oorworm.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
oorworm , oorwörm , 0 , 1. oorworm 2. gezegd van mensen (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, zuid) Een oorwurm is een naar meinse, een kniezebieter (Hol), Wat een oorwurm klein kereltje (Emm)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
oorworm , [oorwurm] , orwörm , oorworm.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
oorworm , orwörrem , oewerwörrem , oorworm
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal