Woord: omklappenĀ
omklappenĀ , umklappe
, ompraten. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
omklappen , ommeklappen , werkwoord
, 1. om doen slaan, vallen, doen knakken en omvallen 2. met een klap omvallen 3. kortstondig vrijen, omgang hebben met Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |