elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: och

och , och man! , interj. van verwondering = o! och! Ook Gron.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
och , och , och, en: ach.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
och , ôch , uw.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
och , òch , ò , [tussenwerpsel] , 1 och. Och, dou ‘t mor!; 2 ach. Och Gòd! òch Here! och herenk! Och heden! Ook vaak òch-chere.; 3 o! Och jong, ‘t gong zo mooi. || och-chere
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
och , och , tussenwerpsel , Ook wel met rekking uitgesproken = och Hoe was het feest? Och, het gunk wel (Geb), Och jong, zit nait zo te smakken, kanst ja wel uuthongerd wezen (Vtm), z. ook a II
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
och , och , och!, ach!
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal