elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: noppes 

noppes  , nappes , niets.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
noppes , noppes , niets
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Winschoter bargoens, in: Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank
noppes , noppes , noppes. Noppes in ’n tuutje: niets.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
noppes , noppes , bijwoord, tussenwerpsel , niets
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
noppes , nòppes , zelfstandig naamwoord , niets; - Noppes mee de klep toe. (Naarus; ps. v. Bernard de Pont; in: Groot Tilburg 1941; CuBra)
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal