Woord: noorden
noorden , naorde
, noorden. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
noorden , noord , [zelfstandig naamwoord]
, naast Noor. Noordaan = naar ‘t Noorden. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
noorden , noor , zelfstandig naamwoord onzijdig
, ‘t Noorden, ‘t Noorn. Dat ligt ien ‘t Noor op. Ik goa Noor om. , (Hogeland en Westerkwartier) Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
noorden , Noorn , zelfstandig naamwoord onzijdig
, 1 ‘t Noorden. Ze stakken in ‘t Noorn op = zij gingen de Noordkant uit. ‘t Noorn börgt nait = zo lang ‘t N. bewolkt is, komt er geen beter weer.; 2 ‘t Nieuwsblad van ‘t Noorden. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
noorden , noorn , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, Noorden. t Noorn gef neet wat, mer t neamp ook neet wat, Noordewind is niet groeizaam, maar geeft ook geen gevaarlijke nachtvorst; t Noorn is de moo van t wear, in ’t Noorden kan men ’s morgens zien wat voor weer het wordt Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
noorden , naorde , onzijdig
, noorden. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
noorden , noorden , 0
, 1. windrichting De wiend zit alle dagen mar in het noorden (Pes), De zwanen trekt naor het noorden in noordelijke richting (Anl) 2. noordelijke provincies Ze kunt wal hèuren, dat wij oet het noorden komt (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
noorden , noorden
, noorden Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
noorden , noearde , onzijdig
, noorden Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
noorden , noeërde , noorde , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, eerste vorm Weerts (stadweerts); tweede vorm Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern), Nederweerts, Ospels; noorden Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
noorden , norde , zelfstandig naamwoord
, het noorden; Henk van Rijen: noorden Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |