elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: metaal 

metaal , metoal , niet gebruikelijk voor metaal in ’t algemeen, wel voor brons in ’t bijzonder.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
metaal , metaal , zelfstandig naamwoord, onzijdig , Zie de wdbb. – Bij molenmakers. Zeker mengsel van rood en geel koper met zilver, waarvan stukjes gegoten worden, die onder of naast een spil of as worden aangebracht op plaatsen die zeer aan slijtage onderhevig zijn. Deze stukjes heten metalen of metaaltjes. Zo draait b.v. de hals van een molenas tussen twee metaaltjes, die in het plummelblok sluiten, en zijn er in een pelmolen vier metalen in de ijzerbalk. Ook heeft men zogenaamd wit metaal (waarin zink zit), dat vaak op het andere metaal wordt gesmolten, waarop dan de as gemakkelijk loopt.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
metaal , metoal , is hier niet metaal in ’t algemeen, maar brons.
Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985)
metaal  , metaol , metaal.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
metaal , metaol , onzijdig , metaal
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
metaal , metoal , zelfstandig naamwoord onzijdig , metaal.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
metaal , metaol , metaal , 0 , Ook metaal (komt soms naast metaol voor, maar is het meest gebruikelijk in de veenstreken van Zuid-Drenthe) = 1. metaal Wat eerder van metaol emaakt wörde, is nou miest plastiek (Koe) 2. metaalnijverheid Het is bar slecht in de metaol (Exl)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
metaal , metaol , metaal
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
metaal , metaol , metaal , zelfstandig naamwoord , et; metaal
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
metaal , metael , zelfstandig naamwoord , metaele , metaeltie , [Obl] metaal Ik koch allerhande soorte metaele op Ik kocht diverse soorten metaal op
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
metaal , metaol , zelfstandig naamwoord, onzijdig , metaole , - , metaal , VB: Koëper en iézer zién metaole.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
metaal , metaal , zelfstandig naamwoord , metaal.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
metaal , metaol , zelfstandig naamwoord, onzijdig , metaole , metaal
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
metaal , metaol , zelfstandig naamwoord , metaal; Goem. METAAL - m?tu:l, zelfstandig naamwoord o.
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal