Woord: magazijn
magazijn , maggezien , moagezien
, magazijn. Van het Arabische machzen, de plaats, het gebouw waar men iets bewaart, Fransch magasin. (Prof. Dozij. Oosterlingen.) Zie ook: oa. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
magazijn , maggezien
, magazijn. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
magazijn , maggezien , moagezien , zelfstandig naamwoord onzijdig
, magazijn. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
magazijn , maggezien , mannelijk
, maggeziene , maggezingke , magazijn, zie het oudere: laager. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
magazijn , magezien , zelfstandig naamwoord
, et; magazijn, pakhuis Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
magazijn , maggezyn , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, maggezyne , maggezynsje , magazijn , VB: 't maggezijn bié Mathieu Peenkers laog ram voül mêt zek keunsmês. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
magazijn , maggezên
, magazijn Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
magazijn , magezien , zelfstandig naamwoord
, mageziene , magezienke , magazijn Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
magazijn , maggezèèn , zelfstandig naamwoord
, magazijn; ANTW. MAGGEZIJN zelfstandig naamwoord o. - magazijn Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
magazijn , mágezie~n
, magazijn Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |