elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: lurven 

lurven , lurf , vrouwelijk , lurven , Iemand bij de lurven krijgen, aanpakken; hij pakte hem bij zijn lurven; had ik hem maar bij zijn lurven.
Bron: Bouman, J. (1871), De Volkstaal in Noordholland, Purmerend.
lurven  , lörve , Bej de lörve pakken, iemand bij den kraag pakken.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
lurven , lurven , in Iene bij de lurven pakken bij de kladden, z. ook lor I
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
lurven , lörven , (Gunninks woordenlijst van 1908) in: Gunninks woordenlijst van 1908: iemaand in zien lörven pakken ‘iemand bij de kraag vatten’
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
lurven , lurreve , zelfstandig naamwoord , stoffelijk omhulsel Ik pakten ‘m bij z’n lurreve Ik pakte hem stevig beet
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
lurven , bié z'n luerve pakke , werkwoord , lurven , (bij zijn lurvenpakken) bié z'n luerve pakke
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
lurven , lörreve , kladden, lurven. in de uitdrukking “iemand bij z’n lörreve pakke”, “iemand ruw beetpakken”.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
lurven , lörven , zelfstandig naamwoord , lurven, in: Iene in de lörven griepen ‘iemand vastgrijpen’. Zie ook: kladden.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
lurven , lörve , (meervoud) kladden, lurven
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
lurven , lörve , lurve , zelfstandig naamwoord , meervoud; meervoud van Lurf; Cees Robben – Ik heb ’t in m’n lörve, meneer dokter... (19650219); WNT LURF, mv. lurven - Van onbekenden oorsprong. In de verbinding 'bij de (of zijn, enz.) lurven, zooveel als; bij den nek of de kraag of de ledematen, zonder dat men kan zeggen wat onder 'lurven' eigenlijk verstaan moet worden.; meerv. lurven; De Wijs – Ze vietze bè d’r lurven (feb. 1962); De Wijs – Dokter, ik heb zo’n pent aan m’n lurven. M’n lurven zitten tussen m’n kladden. Dan zal ik jou ‘n kluts veurschrèève want die zède kwèt. (11-02-1965)
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal