Woord: luizenkam
luizenkam , loeskamp
, haarkam. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
luizenkam , loeskam , [zelfstandig naamwoord]
, ook: loezekame (Westerwolde) = de fijne kam. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
luizenkam , luzekam
, luizenkam. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
luizenkam , luizekam , zelfstandig naamwoord
, Grote kam met scherpe, ijzeren tanden, die gebruikt werd om het hoofdhaar van luizen te zuiveren. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
luizenkam , loezekamp , mannelijk
, loezekėm , loezekėmpke , stof- of luizenkam. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
luizenkam , luzenkamme
, luizenkam. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
luizenkam , loezenkam , l-zekam, loeskam , 0
, (Zuidoost-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën). Ook l-zekam (Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drents veengebied, Noord-Drenthe), loeskam (Midden-Drenthe) = luizenkam Aj het haor vol neten en loezen hebt, moej de loezenkam gebroeken (Bui), De luzekamme nuumden ze ook wel dubbelloops jachtgewèer’ (Hgv) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
luizenkam , luzekam , luzekamme, luzekemme, luzekaom, luzekaome , zelfstandig naamwoord
, de 1. luizenkam, zeer fijne haarkam 2. dubbelloops jachtgeweer Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
luizenkam , lûizekemke , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, lûizekemkes , - , netenkam , VB: E lûizekemke ês e kemke mêt fyng tan oe ste lûis en niéte oét de haore mêt kêns hoële. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
luizenkam , luzekamme , zelfstandig naamwoord
, luizenkam, stofkam. Zie ook: stofkamme. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
luizenkam , luizekammeke
, speciaal, heel fijn kammetje om de luizen en de neten uit het haar te kammen , vruger waren ’r veul kiendere die luize hadde = vroeger hadden veel kinderen luizen- Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’ |
luizenkam , luzenkam
, fijne kam. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
luizenkam , loezekamp , mannelijk
, luizenkam Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
luizenkam , loêzekâmp , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, loêzekem , loêzekemke , luizenkam, stofkam Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |