elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: laurier 

laurier  , lereerd , laurier.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
laurier , lourier , [zelfstandig naamwoord] , ook: lauwrier (Westerkwartier) = laurier.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
laurier , lereier , mannelijk , lereiere , lereierke , laurierboom of laurierstruik, Laurus nobilis.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
laurier , lereer , mannelijk , laurier
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
laurier , laureer , laurier (Laurus)
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
laurier , laureer , zelfstandig naamwoord, mannelijk , laurier
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal