elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: laken 

laken , laken , laken, dit woord wordt op veluwe vooral by de boeren van het linnen gebruikt. Een laken op ’t veld = een stuk linnen dat gebleikt wordt. Ik weet niet dat men een webbe d.i. stuk linnen, dat gebleekt wordt hier een laken noemt, maar ik meen wel gehoord te hebben: De boekweit staat als een laken op ’t veld. N.B. in zulke woorden als laken spreekt men aan de overysselsch grens en in ’t westen van Drenthe by Steenwyk de a uit volmaakt met den klank der griekse êta. Zo ook water, vader enz.
Bron: Berg, A. van den en H.J. Folmer (1774-1776), ‘Veluws en Drents uit de 18e eeuw’, uitgegeven door K. Heeroma in: Driemaandelijkse bladen 12 (1960), 65-83, 97-116.
laken , laken , onzijdig , lakens , laken.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
laken , laken , zelfstandig naamwoord, onzijdig , Zegsw. Die zal hij ook in geen kreuk (d.i. vouw) van een laken verliezen (ook wel uit de slip van het laken; schertsend gezegd als iemand een grote, dikke vrouw trouwt. Vgl. ROEMER VISSCHER, Brabbelingh (ed. 1669), 146: “Ghy om uw lanckheyt slacht d’oude Dochters tuchtigh, die men niet verliesen sal in de vouw van een laken”. – Zie de samenst. buullaken, naslagslaken, voorslagslaken.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
laken  , lake , laken (stof). Van etzelfde lake ein bôks, op de zelfde manier. De lakes oetdeile, de commandes geven.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
laken , loakens , [bijvoeglijk naamwoord] , van laken. Mien loakenze pak.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
laken , loaken , zelfstandig naamwoord onzijdig , 1 laken. Ain van ‘t aigenste loaken n pak geven. ‘t Zel òfvalen, as el bie ‘t loaken komt, zie èl.; 2 tafel- of beddelaken. Fig. De loakens oetdailen. Duutse loakens = bonte katoenen onderlakens; ‘t oude gebruik was blauwe onderlakens en witte boven.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
laken , laake , onzijdig , laakes , laekske, laekeske , laken. Me kan zich baeter dreeë op ẹ laake ės op ’ne sjolk: om zich te kunnen ontplooien heeft men ruimte nodig.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
laken , laekentie , lakentje.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
laken , laken , laoken, laeken , 0 , lakens , (Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe). Ook laoken (Noord-Drenthe), laeken (Zuidwest-Drenthe, noord) = laken Zömmers slaop wij allennig under een laoken (Eex), Wij gaot tussen de laekens naar bed (Dwi), Hij worde zo wit as een laken (Hgv), Hij krig van het zölde laoken een pak wordt op dezelfde manier behandeld (Pei), De lakens uutdielen de baas zijn (Ruw)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
laken , läken , laken
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
laken , gouwe laoke , zelfstandig naamwoord , muurbloem, Da’s ’n gouwe laoke dat daor zit. * Anoniem Etten, West Noord-Brabants Idioticon A – Z, ± 1929.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
laken , laekn , laekntien , laken.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
laken , laoke , laken , Héij is van’t zéllefde laoke én pak. Hij is van het zelfde laken en pak. Hij is met hetzelfde sop overgoten.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
laken , laeken , zelfstandig naamwoord , et 1. laken: bep. geweven stof 2. beddenlaken, tafellaken
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
laken , laeken , werkwoord , zich geringschattend, afkeurend uiten
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
laken , laeke , zelfstandig naamwoord , laekes , laekentjies , laken Laekes verschôône Schone lakens nemen; Das een grôôte scheur in ‘t laeke Een grote tegenvaller; Een gat in ’t laeke Tegenslag hebbe; Hij hep nog meer laeke voor de schaer Hij moet nog meer lastige klussen oplossen; Hij dêêlt de laekes uit Hij zegt wat er moet gebeuren
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
laken , läoke , zelfstandig naamwoord, onzijdig , läokes , lëkensje , laken , VB: Ich môt zuver läokes oplegke. VB: (stofnaam)
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
laken , laoke , laken.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
laken , lôke , lôkes , laken , Wie dèlt hier de lôkes uit? Wie deelt hier de lakens uit?
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
laken , lakkeren , verminderen van gewicht.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
laken , lake , onzijdig , lakes , laekske , laken , Ei laekske mèt ei kentje oppe kinjerwage. Zoea wit wie ei lake.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
laken , lake , zelfstandig naamwoord, onzijdig , lakes , laekske , laken
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
laken , laoke , zelfstandig naamwoord , laken; Henk van Rijswijk - Laken: effen en dichte wollen strijkgaren stof, meestal in platbinding of vierschachts satijnbinding geweven, gevold, geruwd, geschoren, gestreken en gedecatiseerd, waardoor een kort naar één richting gestreken glanzend haardek ontstaat. Vooral door het sterk vollen wordt een grote dichtheid verkregen zodat men van de oorspronkelijke draden bijna niets meer kan zien. Afhankelijk van de dikte van de stof, de zwaarte van de stof en het gebruiksdoel komt ook een van de onderstaande specifieke namen voor laken in aanmerking. Ordinair laken: de meest eenvoudige en lichtste uitvoering. Biljartlaken: kort geschoren, fijn laken, in groene kleur geverfd. Ketting wollen kamgaren, inslag fijn strijkgaren. Binding 3 schachts ketting- of inslagkeper of 9 schachts schuine ribs. Grijs keperlaken, dik uitmonsteringslaken, dun uitmonsteringslaken, fijn donker indigolaken, cadettenlaken, zwart laken, uniform laken zijn veel gebruikte namen om onderscheid aan te brengen in de verschillende uitvoeringsvormen. Veel van deze stoffen werden gebruikt als uniformstof voor leger, postbeambten en muziekkorpsen. Veel gebruikt als monnikspijen. (Herinneringen aan zijn opleiding aan de Hogere Textielschool - 1 september 1950 tot en met juli 1954); Ze stonke nòr smoutolie, dè wèl, mar ze mòkten ok laoke èn ze mòkte flenèl. Èn rips, èn baaj, èn ok mesjèster. (Ed Schilders; Wè zeetie?; Website Brabants Dagblad Tilburg Plus; 2009); WBD laoke (II:874) - laken, effen stof met keperbinding geweven; WBD biljartlaoke/biljèrtlaoke (II:898) - biljartlaken; WBD laokewèèver (II:942) - lakenwever; WBD laokeketaaw (II:946) - lakengetouw; WBD III.1.4:327: 'de lakens uitdelen' = de baas spelen; A.P. de Bont – zelfstandig naamwoord o., - laken
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal