elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: kullen 

kullen , [foppen] , kullen , werkwoord , bedriegen, foppen, misleiden. , " Hein kult Jan en Jan kult Hein. Zoo zegt men kulbroer voor bedrieger; kulkoek voor bedrog."
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
kullen , kullen , foppen “Zeg m’ees hoë oll’vos oe kult hef”. Gron. kullen = foppen, misleiden, als het niet meer dan kleinigheden betreft. Limb. kulle, Oostfr. küllen = foppen. (Weil. kullen = foppen, bedriegen, gemeen straatwoord. v. Dale: (gewest. gemeenz.) = foppen, voor den gek houden.)
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
kullen , kullen , foppen, misleiden, bedotten, als het slechts kleinigheden betreft; ook Drentsch; ’t het mie kuld = ’t is mij mislukt; pas op, dat kult hōm = denk er eens om, dat zal hem niet gelukken, of: als hij dat onderneemt zal het op schade, enz. uitloopen; hij zal bv. door het ijs zakken. Van personen, die elkander niet recht vertrouwen en toch gezamenlijk iets uitvoeren, bv. sluikhandel drijven, wat gewoonlijk op wederzijdsche fopperij uitloopt, zegt men: Jan kult Pijt en Pijt kult Jan, zooveel als: die lui zijn van één allooi, bij gemeen af. (Weil.) kullen = foppen, bedriegen, gemeen straatwoord; (in deze provincie is het eene verzachtende uitdrukking voor: bedriegen.) – v. Dale: kullen (gewestelijk gemeenzaam.) = foppen, voor den gek houden; Zuid-Limburg kulle = foppen; Oostfriesch küllen = kwellen, plagen, foppen, voor den gek houden, enz. Zie: ten Doornk. art. küllen.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
kullen , küllen , Foppen. Jan kült Piet en Piet kült Jan, d.i. ze foppen elkaar.
Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer.
kullen  , kölle , foppen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
kullen , kullen , zwak werkwoord , bedriegen
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
Kullen , kol , [toponiem] , kaap Kullen in Zweden bij de ingang van de Sont.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
kullen , kullen , [werkwoord] , 1 foppen, bedriegen. Ze hebben hom kuld. Spr. Jan kult Pait en Pait kult Jan = ‘t zijn allebeide bedriegers; 2 tegenvallen. Dat is hom kuld; 3 mislukken. Dat kult hom = dat krijgt hij niet klaar.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
kullen , gekuld , beetgenomen Daor ziede moi mi gekuld! Daar ben je lelijk mee beetgenomen.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
kullen , kulle , a/voor de gek houden, belazeren. Hulde án de Gekulde!, b/verrassen Werreke, ânders kult ons d’n aovend! Werken, anders verrassen ons de avond.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
kullen , kullen , mislukken
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
kullen , kulle , kule , werkwoord , 1. Foppen. 2. Verrassen. Vgl. Fries kulle.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
kullen , kulle , kulde, haet of is gekuit , foppen.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
kullen , kulle , werkwoord , foppen, bedriegen (KRS: Wijk, Lang, Coth, Werk, Bunn, Hout, Scha; LPW: IJss, Mont, Bens, Lop, Cab, Pols); ‘Hij kult de zaak.’ (Scha) Ook in de Vechtstreek (Van Veen 1989, p. 81) en Gouda (Lafeber 1967, p. 121).
Bron: Scholtmeijer, H. (1993), Zuidutrechts Woordenboek – Dialecten en volksleven in Kromme-Rijnstreek en Lopikerwaard, Utrecht
kullen , kullen , köllen , (on)overgankelijk , (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, Noord-Drenthe). Ook köllen (Zuidoost-Drents zandgebied in bet. 2.) = 1. foppen, bedriegen (Zuidwest-Drenthe, Noord-Drenthe) Nou he’k je mooi even kuld, hè? (Row), Dat pèerd kult oes het veulen komt maar niet terwijl je zit te wachten (Sle) 2. trillen van de oogleden (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, zuid) De ogen kult mij zo dat komp van al dat turen (Hgv), ...költ mij ik moe een bril hebben van vermoeide ogen (Sle), De ogen zult je wel kuld hebben, want het zöt er anders oet, aj daor vertelt (Oos)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
kullen , kullen , voor de gek houden. hij hè me gekuld, hij heeft me voor de gek gehouden.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
kullen , kullen , (Gunninks woordenlijst van 1908) (niet Kampen) voor de gek houden
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
kullen , gekuld zèn , werkwoord , ermee klaar zijn, er mooi klaar mee zijn.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
kullen , kulln , beetnemen. Zie bint daor toch slim ekuld, noe heb ze ’n domienee met ’n bult.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
kullen , kulle , bedriegen, foppen , Ze kósse'new ójt lullek kulle, t’is nie schón mér aaventoe hôn’zew te pakke. Men kon je ooit lelijk bedriegen, het is niet mooi maar soms hadden ze je te grazen.
Daor kunne ze'w toch kulle, dé zit daor in d’n aord dènk ik, dé duun ze gàère. Daar kunnen ze je toch foppen, dat zit daar in hun aard denk ik, dat doen ze graag.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
kullen , kulle , kölle , werkwoord , kulde, gekuld/kölde, geköld , gek , (voor de gek houden) kulle; kölle; bedotten kulle
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
kullen , kulle , foppen, voor de gek houden
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
kullen , gekuld zijn , te pakken hebben , nou zeg, daor bende mwooj mee gekuld = nou zeg, daar ben je mooi klaar mee/daar hebben ze je mooi mee te pakken-
Bron: Melis, A. van (2011) Bikse Praot. Prinsenbeeks Dialectwoordenboek. Prinsenbeek: Heemkundekring ‘Op de Beek’
kullen , köllen , kullen , bedriegen (Oldebroek, Wezep); kullen, voor de gek houden (W.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
kullen , kulle , werkwoord , foppen (Den Bosch en Meierij; Eindhoven en Kempenland; Land van Cuijk; Helmond en Peelland; Tilburg en Midden-Brabant)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
kullen , kölse , werkwoord , kölsjtj, kölsjdje, gekölsjdj , knikkeren
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
kullen , kulle , werkwoord , (Nederweerts) voor de gek houden
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal