elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: krom

krom , krom , averechts, verkeerd. , Hoe kunt ge dat zoo krom krijgen, dat is: zoo averechts zeggen of doen.
Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk.
krom , krom , bijvoeglijk naamwoord , krom.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
krom , krom , bijvoeglijk naamwoord , kròm , Zie de wdbb. – Kromme eieren, drollen (van uitwerpselen). – Zie een zegsw. op krakeling. – Ook in de naam van verschillende kromme landerijen en wateren. || De Krom (stuk land op het Kalf), Custb. (aᵒ 1740). De Kromme kamp (idem teWormer). – De Kromme rif (water onder Wormer); zie rif. De Kromme gouw (water te Assendelft); zie gouw. De Kromme sloot (water bij W.-Zaandam). || Krommesloot, Priv. v. Westz. 426 (a° 1412). – Vgl. ook Krommenie.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
krom , kroem , krom.
Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94
krom , krôm , krômp  , sikkel.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
krom , krôm , krômp  , krom. Ik lach mich krômp, ik lach me krom.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
krom , krom , [bijvoeglijk naamwoord] , Zo krom as n houpel; Westerwolde: as n flitseboge. Hai het kromme vingers = lange vingers. n Kromme Jurrie = een kromgebogen speld, spijker enz. Spr. n Goud pad krom Lopt nait hin-om, een goede weg is de beste, al is hij krom. Hoanen legen aaier mit kromme hoaken; Hogeland, Westerkwartier en Stad: Kromme aaier. n Kromme jong, zie kromjong. ‘t Geld dat stom is Moakt recht wat krom is En wies wat dom is || Kromjong
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
krom , krom , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , krom. Doar mu’j hen met nen kromn oarm, daar is armoe en moet men wat meebrengen; met nen kromn stok nen rechn slag sloan, met een gebrekkig middel toch het doel bereiken
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
krom , krom , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , Zegswijze krom prate, gebrekkig praten (van kleine kinderen).
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
krom , krómp , krómmer, krómste , krom. Wie krómmer hout, wie baeter krök; wie grooter vlaegel, wie mee gelök: de grootste deugnieten hebben vaak het meeste geluk. Zoo krómp wie ’n zeekel: erg krom. Króm zin: slechte zin. Króm bein en root haor: geen eer
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
krom , króm , sikkel.
Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst.
krom , kroom , sikkel of mes om het fijne gras te snijden.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
krom , kromme , krom; * op ’n kromme vore wördt ’t meest verbouwd: een kromme voor is nu eenmaal langer.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
krom , krom , kroem , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , Ook kroem (Zuidwest-Drenthe) = 1. krom As ’t hageln geet, staot de koenen met de kromme hoed in het laand (Hijk), Die koe is krom in de hakken heeft uitspringende hielen (Sle), Hij hef hum mit zien zwaore wark goed kroem ewarkt (Ruw), Hij prot al wat krom is recht (Man), Hij hef kromme gedachten (Klv), ...kromme vingers steelt (Sle), Loop toch niet zo krom (Odo), Hie kan niet veul kroeme sprongen meer maken kan niet veel meer (Vle), Een kromme straot bochtig (Oos), Hij laag krom van het lachen (Row), Geef mij mor een krom stukkie (Bal), ...kroem eten een stuk worst (ui), Ik heb vandage de hele dag an het kroeme iezer estaone de zeis (Pes), Die bouwt aaid een kromme voor (Sle), Gien bèer kan zo krom miegen gezegd van een kromme voor (Die), Hie hef een krom stuur op fiets gebogen (Sle), Het is zo kroem as een hoepel (Coe), ...een welhaoke (Ruw), ...een haoke (Hgv), ...een spekhaok (Zey), ...’n klaof (And), ...een döschestok (Sle), ...een spieker (Hgv), ...de mieter (Eex), ...de weerlag (Sti), ...een schietbaoge (Pes), ... een flitseboge (Bco), Hij is zo krom as ’n krooirad (Klv) ...een olde viegeboom (Ruw), ... een boge gezegd van personen (Ros) 2. glooiend (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe) Het laand lig er wat kroem bij (Flu), Het is kroem laand allemaole heugten en leegten (Zdw) *Geld wat stom is mak recht wat krom is (Dwij), ...recht wat kroem is wies wie dom is (Hgv); Der gruit meer eerpels in een kromme as in een rechte voor kromme voren zijn langer en daardoor kunnen er meer aardappels in (Gas); Weist doe wal wat de mooiste kromste boge is? Antw. een regenboog (Ndo)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
krom , krom , krom. Zo krom as een pieleboge
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
krom , krom , bijvoeglijk naamwoord , spr: Zwoo krom as ne zjeekel. Heel erg krom.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
krom , króm , krom , króm vóór, kromme vore; in 'n króm vóór groejt ók kórre. In een kromme vore groeit ook graan. Niet perfect maar wel meer opbrengst.
Overtreffende trap krómste. In de krómste vórre, groejt 't miste kórre. In de kromste voren groeit het meeste koren. Niet perfect maar wel meer opbrengst.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
krom , kroem , krom , bijvoeglijk naamwoord , 1. met één of meer kromme lijnen 2. sterk kronkelend, bochtig 3. verkeerd, onjuist inzake spreken, redeneren
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
krom , krom , kromp , zelfstandig naamwoord , kromme, krompe , krompie , kromming, bocht in de weg Kijk uit, daer kom’ een auto om de krom Kijk uit, daar komt een auto de bocht om Ze weune net verbij de krom Ze wonen net voorbij de bocht Ook kromp
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
krom , kroomp , bijvoeglijk naamwoord , krommer, 't kromste , krom , (attr. m. kromme, vr. krom, o. kroomp, mv. krom, pred. kroomp) VB: Ich laog kroomp van de boékpyng. Zw: Zich kroomp laachte. Zw: krom zên hebbe: een slecht humeur hebben; krom (zo krom als een hoepel) zoe kroomp wie 'n ziékel; krom zên hebbe gehumeurd (slecht gehumeurd zijn) krom zên hebbe VB: 'r Hèt krom zên want 'r hèt sjléch gesjlaope.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
krom , króm , krómp , krómmer, krómst , krom , Det is zoea krómp wie ein zekel: dat is heel krom. Króm zin höbbe: slechte zin hebben. Oppe krómste voeare wasse de dikste aerpele: om goede vruchten te telen heeft men niet veel kennis nodig. Örges krómp vuuer mótte ligke. Wie krómmer ’t hout, wie baeter de krök: iemand die veel sukkelt met zijn gezondheid, kan heel oud worden.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
krom , krómp , bijvoeglijk naamwoord , króm, krómme , krom; ein es is krómp – ja, áls...; króm zin höbbe slecht gehumeurd zijn; kromp struë – stro waarvan geen schoven meer te maken zijn
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
krom , krômp , kroomp , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , eerste vorm Nederweerts, Ospels; tweede vorm Weerts (stadweerts), Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern); krom
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
krom , krom haar , krullen hebben
Bron: Grauw, Sibrand de en Gerard Gast (2014), ABC Dordt. Dordtse woorden en uitdrukkingen, dialect, verhalen en versjes, gedichten en straattypes, Asaprint Uitgeverij, Dordrecht.
krom , krom , bijvoeglijk naamwoord , "krom; dat wat niet recht is; gebogen; in de volkstaal zeer vaak gebruikt om vergroeiingen van lichaamsdelen aan te duiden; daarnaast als bijnaam die naar het gebrek verwijst, en dan niet noodzakelijk als spotnaam; 1. Niet recht; • Mandos - Brabantse Spreekwoorden (2003) -  króm hout braandt eeve goed as rèècht (Pierre van Beek –  Tilburgse Taalplastiek 1970) - ook mindere kwaliteit kan voldoen; 2. verwijzend naar een lichamelijk gebrek, een lichamelijke onvolkomenheid; • WNT lemma KROM - Van menschen bij wie de rug en de heele gestalte van nature of door ouderdom, ziekte, hard werken, lang bukken enz. gebogen is; in Z.-Nederl. gewoonlijk van menschen bij wie de beenen gebogen zijn. Soms algemeener in den zin van: verdraaid, mismaakt. • WNT lemma KROM - Van afzonderlijke deelen van het lichaam, die van nature of door eenige oorzaak, ouderdom, vermoeienis enz., gebogen zijn. Ook degene die zulk een lichaamsdeel bezit, heet krom; eene bepaling voorafgegaan door van zegt, aan welk lid hij gebrekkig is. 2.1. Gebrek aan de voet; • A.J.A.C. van Delft - Toen koning Lodewijk Napoleon in 1809 het dorp Tilborch bezocht (dat direct na dit bezoek bij K.B. van 18 April 1809 tot stad verheven werd), is aan Zijne Majesteit (die door het volk wegens zijn voetgebrek zeer oneerbiediglijk ook wel de ""kromme"" of de ""lamme Louis"" genoemd werd) eene Memorie overhandigd... (Nieuwe Tilburgsche Courant - woensdag 26 september 1923 - Van vroeger dagen 29: De Tilburgsche Lakenhal - Voorkeur voor het Nederlandsche fabrikaat); • Willy van Rooy - Hij stond op... wenkte en nam ons mee naor 'n kaomer waor allemaol witte kromme voeten van gips op de kaast stonden, net as bij ons Mozart en Beethoven. “U moet een schoen die extra breed is."" (in: ‘Moeilijke voeten’, uit:  Schôon en lilluk, 1983); 2.2. Gebrek aan de benen – O-benen, X-benen; • A.J.A.C. van Delft - ""Stien Ollie"" (Mutsaers) was een kleine gebochelde petroleumventer met kromme beenen, die met zijn armelijk ezeltje menigmaal het mikpunt der vaak onbewust zoo wreede schooljeugd was. (Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 24 september 1927; Verdwenen en verdwijnende Tilburgsche Typen 1);  Interview dhr. Van den Aker – 1978 – “…èn die [Stien Ollie]  ha en paor kromme bêene, die stonde zôo (maakt kennelijk een gebaar…) …vruuger jè, toen heetie op de febriek gewèrkt gehad bij van Dooren èn toen heetie toen òn de aast gehange, zon drèèfriem, heetie òn de aast gehange èn daor heetie toen en paor van die krom bêene van gekreege. Die waare toen gebrooke èn toen hèbbe zem gezèt gehad èn die waare vort krom…” (transcriptie Hans Hessels 2014; • A.J.A.C. van Delft - Sekwa, de kwakzalver, die onder oorverdoovende muziek boeren, burgers en buitenlui op de markten met kajapoetolie 'n pijnlijke behandeling deed ondergaan, waardoor jicht- en reumathieklijders tijdelijk van hun pijn bevrijd werden, had tot het versje geïnspireerd van: Sekwa is gekomen, en Sekwa die is daar./ En heb je 't niet verzonnen, hij geneest ze allegaar,/ Van jicht of reumathiek,/ Hij geneest je met muziek. Elders zong men daarvoor: En heb je niet gelezen,/ Al in die Bossche krant,/ Dat Sekwa is gekomen/ Al in ons Vaderland?/ Al heb je kromme beenen,/ Of heb je rummethiek,/ Dan ga naar Sekwa henen,/ Die geneest je met muziek. (Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 7 juni 1930; Van vroeger dagen 159: Spotrijmen 3.); • Jan Jaansen - Wie boer Van Stokkum zoo van buiten bekeek, stond veur 'n raodsel. Boer Van Stokkum ha aaltij 'nen langen blauwen kiel aon, die toe op z'n knieën afhong en z'n beene waren zoo verdimmes krom dè z'n knieën wel twee voet van mekaar stonden as ie z'n voeten tegen mekaar ha staon - en 't groot raodsel waar dan dees: hoe die beene boven weer bij mekaar kossen komen... (uit: Oome Teun en de Iemkers - door A. Wibbelt, naoverteld deur P. Heerkens S.V.D., 1940); Pierre van Beek - Avonden achtereen daverde door de zaal van de Liedertafel aan de Willem IIstraat het schone lied: ""Hebt ge kromme benen,/ Jicht of reumatiek,/ Ga naar Sequah henen,/ Die geneest je met muziek."" (Het Nieuwsblad van het Zuiden - donderdag 18 maart 1971; ‘Dokter Sequah - Charlatan zet Tilburg op stelten - Staaltjes van kwakzalverij in de vorige eeuw.); Cees Robben – De staand (...) van de letter X/ (...) Op kromme pôôt en teene... (19621214); • Rolf Janssen - hebt ge kromme benen/ jicht of reumatiek/ ga naar Sequah henen/ die geneest je met muziek (...) Sequah is gekomen/ wat heeft hij gedaan/ de dubbeltjes meegenomen/ en de krommen laten staan (liedtekst over de beruchte kwakzalver Sequah; in: We hebben gezongen en niks gehad, 1984. Tekst & muziek opgegeven door Mevrouw Van Hout, Tilburg); • Lodewijk van den Bredevoort - Opeens ging de deur open en onze pa zaag un dame, nou dame, hij zaag un vrouw meej van die bêen waor gin model òn zaat, net kolommen en nie al te lang, de kaomer binnenstappe. Die bêen van der waaren ok un bietje aon de kromme kaant, net of ze op jonge lèèftèèd al pèrd gereeje ha. (pseudoniem van; Jo van Tilborg; uit: ‘Kosset den brèüne eigeluk wel trekken 2, 2007); • A.J.A.C. van Delft - Toen kwam er nog een politie-heer,/ Zeer dik van buik en kromme beenen,/ Het was precies een aangekleede beer. (Uit het volkslied ‘Achter de Hemeldeur’, tekst en melodie van Jan Viool. Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 29 juni 1929, Van vroeger dagen 121: Jan Viool 1); zie bril, met een bril lopen; 2.3 Gebrek aan de rug, veroorzaakt door zwaar werk; • Piet Heerkens - Want Mieke was al oud,/ sjandoedelida, sjandoedelidee,/ d'r neus was rood en nat en koud,/ d're rug zo krom as kreupelhout (uit: DenÖrgel, 1938); • Leo Heerkens - en 'k ploeter m'n eigen haost krom. (Uit: ‘Herinneringen’, in: De mus, Piet Heerkens, 1939); • Piet Heerkens - ...'n menneke, oud en krom... (uit: VROUWKE MISÉRE, in: Vertesselkes, 1941); • Jan Jaansen - ""Nou kijk er eens aon,"" riep oome Teun, ""da zijn me de heeren, die mar gaon waandelen en de boeren mar laoten werken da ze 'r krom van worren!"" (in: ‘Ouwe Vrienden’ - door A. Wibbelt, naoverteld deur P. Heerkens S.V.D., 1941); • Mandos-Van de Pol - Gij zult vant wèèrke ginne krommen rug krèège (Jij werkt niet hard); • Willem van Mook - De meeste werklozen echter waren wevers,die gewend waren recht te staan tussen hun getouwen. In de Witsie (thans de wijk ' t Zand) moesten ze krom staan en spitten. Waarvan ze “het spit in de rug"" kregen en tien gulden per week.Nog niet de helft van het loon dat ze a s wever verdienden. (uit: ‘Manke Nol’, in: Nieuwe Brabantse novellen, 1970); • Wim van Boxtel - 'ne kromme, zeere rug hebben/ en nog zeuven ongemakke... (uit: ‘Abraham fist’, in Brabants Bont, 1979); 2.4 Gebrek aan de neus; • Naarus - ... in [een] pèpke in z’n kwèk dèt er onderstenbove in hong,  in kromme neus mee n’en drup er aon... (in: Brieven van 'n oud Tilburger, 1940); 2.5 De overtreffende trap van krom; • Lambert de Wijs - Geheel Tilburg wandelde vroeger naar Broekhoven en verder langs de Ley, dat was het eenigste Zondagsgenot, ja zonder dat was 't voor den Tilburger geen Zondag geweest. Dan was 't druk in de herberg van Keeke, 'n typisch oud vrouwtje met kromme neus, 'n bocheltje, d'r eeuwige kapmantel en als ze sprak... ze had 'n mummeltje, zegt Louis Melis. Keeke was de beroemdheid voor de lui ""uit de stad"". We zien ze hier voor ons en velen zullen zich haar nog herinneren, de waardin, die voor haar klanten zorgde als 'n moeder en tot wie de Tilburgers daarom zoo gaarne gingen. Ze zit naast de hooge kachel de gewasschen flesschen te droogen. (Nieuwe Tilburgsche Courant - donderdag 19 mei 1932, Eene wijle in Oud-Tilburg); 3. om uitwerpselen aan te duiden; •  Piet van Beers - ""Ik hèb 'n kiep,"" zeej Dikken Dree/ “die, èlken dag twee aajer leej""./ 'n Witte èn 'n kromme,/ zôo zal 't wèl zèèn, verdomme. (uit ‘STÈÈRKE VERHAOLE’, 2008; CuBra); • De Bont - kròm/krómp, bnw en bijwoord  krom: ‘krom aeier - kromme eieren, menselijke en dierlijke uitwerpselen, inzonderheid van de haan.’; 4. toegepast op dieren; • WBD króm staon - gezegd van koeien die moeilijk ('strómmelèèchteg') lopen; • WBD króm - kreupel (v.e. paard), ook genoemd (Hasselt) 'kreujpel'; Verhoeven -  KROM bijvoeglijk naamwoord  - kreupel: 't pèrd stoj krom. 5. voor geldgebrek; in de uitdrukking  'krom staon' = slecht bij kas zijn; • Henk van Rijen – 'kromstaon' - gebukt gaan, zorgen hebben, kreupel zijn; 6. als bijnaam; • Elie van Schilt - Heur moeder was ur één van dun kromme Kees, ge wit wel dun diëe mee unne nist van virtien jong (uit: ' Waare onze naome soms nie goed?’, CuBra, circa 2003); • A.J.A.C. van Delft - Er was een huishouden met dertien kinderen, waarvan elk gezinslid een spot- of bijnaam droeg. Zoo telde men er bij: de Jood, de Kromme, de Mol, den Baard, de Loerd, den Holderie, de Kriek, de Poel en het Tennebrukske. (Nieuwe Tilburgsche Courant - maandag 5 mei 1930, Van vroeger dagen 154: Spot- en bijnamen); • Karel de Beer - Kromme Sofie - Sophie (?) van Oudheusden - omdat ze krom liep. Proper vraawke, dat ’n snoepwinkeltje dreef in ""de Koningswei"" (op de hoek van de Kortestraat en de Oranjestraat.) (Uit Tilburgs Bijnamenboek, 2000); • Karel de Beer - de Kromme Poot – Raaymakers - mede-eigenaar van stoffenzaak Hubert Melis in de Heuvelstraat, omdat hij mank liep (had één korter been). (Uit Tilburgs Bijnamenboek, 2000); • Tony Ansems - Ut was misschien wel lomp,/ Mar waren w'onder ons/ Dan noemde wy hum ""De Kromme"" (uit: ‘Frater Chromatius’; van de cd Tilburgse liedjes 3, 2011)"
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
krom , krom , sikkel
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +
krom , krómp , krom
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal