elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: krimpen 

krimpen , krimpen , van den wind gezegd, zooveel als: door het westen naar het zuiden gaan, het tegengestelde van: oetschijten = van zuidwest, noordwest of noord worden.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
krimpen , krimpen , sterk werkwoord, intransitief , Zie de wdbb. – Van de wind. Door het N. naar het W. gaan. Het tegenovergestelde heet uitschieten; zie aldaar. || De wind is an ’et krimpen. De wind was Oost maar-i is ’ekrompen. – Evenzo in Friesl. – Bij zeelieden wordt door krimpen of inkrimpen aangeduid het nadelig worden van de wind met het oog op de reis, en heet het gunstig worden ruimen; zie de wdbb. – Ook in Oost-Friesl. is krimpen en ûtschêten (van de wind) gebruikelijk (KOOLMAN 2, 364). – Vgl. krimperd en opkrimpen.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
krimpen  , krumpe , krump, krumps, krump, krômp, gekrômpe , krimpen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
krimpen , kreempen , kröömp, ekröömpen, het kreempt , krimpen
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
krimpen , krimpen , [werkwoord] , ik krimp, kromp, bin krompen , krimpen
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
krimpen , krimpe , blauwbekken. Ik stoi te krimpe van de koû Ik sta te blauwbekken, te koukleumen.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
krimpen , krumpe , krumpde, is gekrómpe , krimpen; slinken. Woo me aageit, dat krump: waar men van gebruikt, wordt minder.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
krimpen , kreempe , lâs hebbe vánne kelt.
Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst.
krimpen , krempen , krimpen , zwak werkwoord, overgankelijk , (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, noord). Ook krimpen (Zuidwest-Drenthe) = een kram in de neus doen Kuj mij hölpen umme de varkens te krimpen, want zij vrot mij het hiele laand onderstebaoven (Eli), Zwienen kuj krempen met ’n kremp of met ’n hoefnagel (Sti) *Wie het krempen annemp, mut het schrouwen anheuren wie het voordeel wil, moet bijkomende vervelende dingen voor lief nemen (Zdw), zo ook Die het krempen döt, hef het gieren toe (Smi)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
krimpen , krimpen , sterk werkwoord, (on)overgankelijk , 1. krimpen Dat goud zal wel krimpen in de was (Ros), De meinsen krimpt in mekaar bij het older wörden (Hgv), De maon die krimpt: dat is krimpende maon neemt af (Sle), De wiend krimpt, det wordt règen de wind krimpt, gaat naar het (zuid)westen (Ruw), Ze krimpt in mekaar, zoe kold is het (Bro) 2. het koud hebben, kleumen (Noord-Drenthe, Zuidoost-Drenthe) Hij stait wat an de kaante te krimpen (Bov)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
krimpen , krimpen , krimt, krump, krumpen, ekrumpen , krimpen
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
krimpen , krimpen , krempen , werkwoord , 1. aanbrengen van een kram, een ring of een stuk ijzer- of koperdraad in de neus van een varken om het wroeten te voorkomen 2. krimpen of doen krimpen, samentrekken 3. krimpen van de wind 4. koukleumen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
krimpen , kreumpe , werkwoord , kreumde, gekreump , krimpen , VB: Ich heb dèn trikkoo waorsjynlik te wérm gewase, 'r ês gaans gekreump.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
krimpen , kramperen , krimpen van de pijn.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
krimpen , krimpe , werkwoord , kou lijden (Land van Cuijk)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
krimpen , krumpe , krumptj, krómp, gekrómpe , krimpen, slinken , Es se aojer weurs, krumps se.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
krimpen , krûmpe , werkwoord , kou lijden, krimpen
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
krimpen , krimpe , sterk werkwoord , krimpe - krómp - gekrómpe , krimpen; Dirk Boutkan (1996) - (blz. 27) in 2e pers. en 3e pers. enk. presens wordt in het cluster mpt de p verzwegen.
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
krimpen , krumpe , krómp – gekrómpe , krimpen
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal