elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: krijten

krijten , crijten , bij KILIAAN kreijten, is door hem overgezet provocare, irritare, exasperare, en komt in dien zin voor in de Blijde inkomste van Braband van Carel en Philips, voor de stad Breda, alwaar men leest: “off ook iemant binnen onsen voors(eyd)e lande geseten die sake overgave iemanden anders om synen wederman buytens lants te cryten off te moyen enz.”
Bron: Hoeufft, J.H. (1838), Aanhangsel op de proeve van Bredaasch Taal-Eigen, bevattende ophelderingen van eenige in onbruik zijnde woorden en spreekwijzen, in oude Bredasche stukken voorkomende, Breda.
krijten , krieten , schreijen
Bron: Boers, B. (1843), [Goerees] ‘Lijst van eenige verouderde, of in de provincie Zuidholland niet gebezigde Nederduitsche woorden, welke op het eiland Goedereede en Overflakkee nog heeden in gebruik zijn’, in: Beschrijving van het eiland Goedereede en Overflakkee, Sommelsdijk, pp. 48-57
krijten , kriiten , huilen, schreeuwen: zie op terminen.
Bron: Ballot, A. (1870), Eigenaardigheden van het Twentsche dialect, uitgegeven in 1968, Hengelo.
krijten , krieten , schreien, weenen; ook Gron.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
krijten , krîten , sterk werkwoord , krijten; krîtende termînen, schreeuwstuipen, vallende ziekte.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
krijten , krieten , (krijten) = weenen, schreien. Wordt alleen gebruikt als het ernstige omstandigheden geldt; zōk van harten zal krieten = zijne droefheid uitweenen. – “ʼk Heb zóó om u gekreten, Maar nu is ʼt al vergeten.” (v. H. Bosch.) – Spreekwoord: Hard gekreten is gau vergeten, Oostfriesch: Lûd gekräten is bold fergäten; Meiderich: Wu hadder gekrete, wu gauer vergete; Meurs: Je härter gekreten, je ehr vergeten. Nedersaksisch kriten, kreiten = twisten, krakeelen, harrewarren; Middel-Nederduitsch kriten, Kil. kriten, kryten, Middel-Hoogduitsch krizen = een kreet van pijn laten hooren, krijschen, enz., en oorspronkelijk klanknabootsend. (v. Dale: krijten = klaaglijk weenen, zooals kinderen doen; gewestelijk = weenen, schreien.)
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
krijten , krie , krijten.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
krijten , kriete , kriet, kriets, kriet, kreet, gekreete , weenen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
krijten , krijte ,   ,   , als w.w. met krijt werken, bv. van haringvaten. Als subst.: staen te krijte, als ’n aanmaning ergens opgeschreven staan, bv. nog te betalen hebben.
Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen
krijten , krieten , [werkwoord] , 1 krijten. Ik kriet, doe kritst, hai krit; ik kreet, heb kreten. Zai het heur doodkreten (Hogeland en Westerkwartier) = is van verdriet gestorven. Zok van haarten zat krieten; 2 (Westerkwartier) aarmharteg reren, gezegd van een ziekelijk kind. In Slochteren komt krieten bijna uitsluitend voor in krietoakster, iepenkriet en krieter.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
krijten , kréjte , bekvechten. [Via]
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
krijten , kriete , krietde, haet of is gekriet , met krijt aantekenen; met krijt besmeren.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
krijten , kritje , verdriet of pijn kenbaar maken door tranen te storten.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
krijten , krieten , sterk werkwoord, onovergankelijk , (Zuidwest-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën) = krijsen, huilen Ie moot der niet umme krieten (Die)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
krijten , krijten , strijden.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
krijten , krijten , huilen.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
krijten , krieten , huilen
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
krijten , krieten , werkwoord , (ook met lange ie) schreeuwen, krijsen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
krijten , krieten , werkwoord , met krijt bewerken, bijv. van een biljartkeu; met krijt tekenen of schrijven op een stoep e.d., door kinderen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
krijten , kriéte , werkwoord , kriët, gekriëte, kriétenterre) , huilen , (mnl: 'criten': o.a schreeuwen, huilen) (afw. vormen o.t.: dich krits, hër krit) Zw: De hôfs neet te kriéte, de kêns toch bedreuf zién: gezegd tegen iemand die niet echt bedroefd is.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
krijten , kriéte , werkwoord , kriéde, gekriét , krijten , (bij biljartspel) VB: Es te neets kriéts, daan ketsj de zoonder foüt.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
krijten , krieten , werkwoord , huilen. Zie ook: liepen.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
krijten , krèète , kreite , werkwoord , ruziën, schreeuwen (Helmond en Peelland; Land van Cuijk)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
krijten , kriete , krietj, kriedje, gekrietj , krijten , De keu kriete. Oppe stoep kriete.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
krijten , kriete , werkwoord , krtj/krietj, krietjdje, gekrdj/gekriedj , krijten, met krijt tekenen
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
krijten , kriete , werkwoord , krtj/krietj, kreet, gekrete , krijten, schreeuwen
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
krijten , kreite , kreite, zich , werkwoord , kreîtj/kreitj, kreitjdje, gekreîdj/gekreidj , ruzie maken ook zich tagke
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
krijten , kriête , werkwoord , kriêtj, krieët/kreet, gekrieëte/gekrete , huilen, krijten
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal