Woord: knoersen
knoersen , knoerse
, een zekere behandeling bij het knikkeren. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
knoersen , knoerse , ,
, een beweging maken, die op kneeden lijkt. Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen |
knoersen , knoerse
, knarsen. Mi de tând knoerse Met de tanden knarsen. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
knoersen , knoeren , knoersen , zwak werkwoord, onovergankelijk
, (Zuidwest-Drenthe, zuid). Ook knoersen (N:Zuidoost-Drents zandgebied) = knarsen Dat rad dat knoert en piept as ik wete niet wat (Geb), De deure knoerst in de hengsels (N:Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |