elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: klooster 

Klooster , ’t Klooster , Ter Apel, Gron. Kloosterdroapel, ’t Klooster. Vroeger bestond daar een klooster; een deel van het gebouw is nog aanwezig.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
Klooster , Klooster, ’t , zie: Kloosterdroapel.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
klooster , klooster , benaming van boerderijen te Warfum en Uskwerd. Oorspronkelijk waren beide Commanderijen behoorende tot het klooster van Aduard. – Zegswijs: op kloosters raizen = bij het doen van een reisje middagmalen en nachtverblijf zoeken bij familie of kennissen.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
klooster , klooster , zelfstandig naamwoord, onzijdig , Zie de wdbb. – Ook in de naam van verschillende stukken land, die vroeger het eigendom waren van een klooster. || Te Krommenie, in het Noordend: Het Klooster. Vroeger: de kloosterworf, Polderl. Kromm. (a° 1665), f° 48, de werff vant klooster, ald. (a° 1680), f° 27. – Te Krommeniedijk: Het Kloosterland. Vroeger: ’t oude klooster-worf, Polderl. Kromm. (a° 1665), f° 195. – Te Westzaan, in de Middel: De Kloosterven liggende beoosten het Kloostererf, zich uitstrekkende tot aan de Watering, Verkoopings-Catal. (a° 1839), Zaanl. Oudhk. – Te Westzaan, tussen weg en Reef: Gerrit Arisz. kloosterwerff ande wech, Polderl. Westz. I f° 38 (a° 1628). – Te Oostzaan: Griete Willems achter ’t Clooster in de Haal, Polderl. Oostz. II (a° 1758). – Aan welke kloosters deze landen indertijd hebben behoord is niet meer na te gaan. Van de Karthuizers te Amsterdam en het Zijlklooster te Haarlem is het echter bekend, dat zij in de 15de en 16de eeuw veel land in de Zaanstreek bezaten. Het Oude Klooster, dat een werf bezat te Krommeniedijk zal wel zijn het St.-Catharinaklooster of het Oude Hof te Alkmaar, dat in de 15de-eeuwse stukken onder de naam van “dat oude cloester” voorkomt.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
klooster  , kloeëster , kluësterke , klooster.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
klooster , Klooster , onzijdig , Het Klooster is de buurtschap Sibculo. (Hieronder verstaat men ook de Westerhaar?) Dei wont op et Klooster: die wonen in Sibculo
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
Klooster , 't klooster , klooster ter oapel , [eigennaam] , aldus naar het oude Domus Lucis, het Huis des Lichts. Hai woont op ‘t Klooster = te Ter Apel.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
klooster , klooster , [zelfstandig naamwoord] , 1 klooster. Op kloosters raaizen = op reis onderdak zoeken bij familie en kennissen; 2 boerderij op de plaats van een voormalig klooster b. v. te Schildwolde of die tot een klooster behoorde. o.a. te Warfum en Uskwerd; 3 huis voor veel gezinnen; 4 ‘t aarmhoes (Westerkwartier); 5 grote rattenval, n röddeklooster; 6 kloostersteen, zie kloostermop; meestal mv.: kloosters. || kloostermop
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
klooster , Kloosters , [zelfstandig naamwoord] , in de Middeleeuwen; a. in de Stad: 1) ‘t Franciscaner of Minderbroedersklooster, 1245; de Broerstraat is er naar genoemd, 2) en 3) ‘t Vrouw-Menolden-en ‘t Vrouw-Sywen Convent. te zamen ‘t Jufferenklooster in dezelfde buurt; 4) ‘t Olde Convent, d.i. ‘t nonnenklooster van St. Clara, sedert 1602 ‘t Rode Weeshuis; 5) ‘t Dominicaner of Jacobijnerklooster, 1308; een deel er van werd in 1621 het Groene Weeshuis; 6) het Fraterhuis van de Broeders des Gemenen Levens, 1467; in l 569 hof van bisschop Knijf, daarna Prinsenhof, later Militair Hospitaal ; aan ‘t Martinikerkhof. b. Buiten de Stad: 1) Aduard, ‘t Cistercienser Sint-Bernhardsklooster, beroemde abdij, 1193- 1580, verbrand in de oorlog tussen Rennenberg en de Staatsen. Er waren 300 monniken en 200 lekebroeders of conversen; 2) Appingedam, ‘t Augustijnerklooster van de Heremieten, 1267-1562; 3) Appingedam, Begijne-klooster, 1328; 4) Beerta, nonnen, 1287 in de Dollard vergaan; 5) Cusemer bij Sebaldeburen, Sint-Maria’s Poort, vrouwen, 1204-1590; 6) Essen of Yesse bij Helpman, nonnen, 1215-1594; 7) Garmerwolde, vrouwen, dit zal Taischen zijn; 8) Heiligerlee, 1230-1624, nonnen; 9) Holwierde, het Oldenklooster of Feldwerd, 1183-1594, gesticht als Benedictijner mannen- en vrouwenklooster; 10) Maria ten Hoorn, aan ‘t Hoornse Diep bij Dilgt; vrouwen van de orde van St. Franciscus; 11) Jukwerd, ‘t Nijenklooster, Romerswerf of Rozenkamp (Campus rosarium), vrouwenklooster aan St Johannes gewijd, 1204-1594; 12) Kloosterburen, ‘t Oldeclooster in de Marne (St. Nicolai in Merna), voor 1175; mannen! 13) Kloosterburen, ‘t Nijeklooster, vrouwen, 1204; 14) Midwolde (Oldambt), ‘t Grisefrouwenklooster Menterwolde, vóór 1259; in 1299 werden de monniken verplaatst naar Termunten; 15) Nieuwolde, Goldhoorn, verdronken na 1454, mannen; 16) Oosterwierum bij Heveskes, kommanderij der Maltezer Orde, vrouwen, in 1597 overgegaan aan de Provincie; 17) Palmar of Porta major, 2 uur ten Z.O. van Termunten, nonnen, behorende onder Wittewierum; verdronken; 18) Reide, vrouwen; verdronken na 1542; 19) Rottum, St, Julianaklooster, 12e eeuw, ‘t oudste; mannen; gesloopt plm. 1850; 20) Rottum, Bethlehem, 1210-1587, vrouwen; gewijd aan St. Anna; 21) Scharmer, ‘t Kruisdragersklooster, Sancte Helene Regina, 1350; 22) Schildwolde, nonnen, 1204 -1600; 23) Selwerd, benoorden de Stad, nonnen, 1216-1585; 24) Sint-Annen bij Ten Boer, nonnen; KleinAduard, 1340; 25) Ten Boer, nonnen; 26) Ter Apel, monniken, 1264; 27) Termunten, ‘t Grisemonkenklooster, 1299-1569, verbrand door de Geuzen onder Barthold Entens; 28) Thesinge, nonnenklooster Germania, 1215; zie no. 7, Garmerwolde; 29) Trimunt bij Marum, nonnen; 1208-1599; 30) Warfum, 13e eeuw, nonnen, kommanderij van de Maltezer Orde; 1609 aan de Provincie; 31) Winsum, Dominicanen, 1267-1580; 32) Wittewierum, Premonstratenser Abdij Bloemhof, 1209-1568, een der voornaamste en grootste. Aangewezen als tafelgoed van de Groninger bisschop Jan Knijf, die het klooster liet slopen. Mannen; 33) Wijtwerd, ten Z.O, van Uskwerd, plm. 1300-1537, vrouwen; kommanderij. Van deze 32 kloosters zijn nog over: de kerken van Aduard, Ten Boer, Termunten en Thesinge, alsmede de kerk van Ter Apel met een deel van het kloostergebouw. De betekenis der kloosters blijkt uit hun grondbezit: in 1555 Aduard 669 graesen, Rottum 657, Thesinge 690, Selwerd 551 1/2, Oldenklooster bij den Dam 699, ‘t Grijse-monnikklooster 360, Wittewierum 450, Kusemer 210, Sint-Annen 443 1/2, Oosterwierum 450, Geestelijke mageden toe Sturwolde (bij Garmerwolde) 600 graesen; Oldenklooster in de Marne 360 jucken, Warfum 556, Wijtwerd 392, Schildwolde 130 deimt en 36 ackeren, Nijenklooster bij den Dam 381, Heiligerlee 708, Grijsevrouwen 658 deimt; Scharmer 46 ackeren (d.i. grond in eigen gebruik). Aduard kon 500 man onder de wapenen brengen. Behalve de 669 grazen in eigen gebruik had Aduard nog veel meer grond, die verhuurd werd: samen 5603 1/2 ha. Wittewierum bezat 1760 ha, Termunten 1150 ha. (J. A. Feith )
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
klooster , klaoster , klóster , onzijdig , bejaardenhuis, klooster.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
Klooster , t Klooster , Ter Apel
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
klooster , klooster , 1. klooster. 2. grote rattenval
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
klooster , klooster , onzijdig , klööstesj , klöösterke, kleusterke , klooster.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
klooster , klooster , 0 , kloosters , klooster Mien tante Monica is al joren in het klooster (Bov), Dat is wal zo’n heiden, hij komp in gien kerke of klooster kieken hij komt nooit in een kerk (Bei)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
klooster , klòster , klooster.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
klooster , klooster , klooster
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
klooster , kloester , zelfstandig naamwoord, onzijdig , kloesters , kluusterke , klooster , VB: 't kloester van de paoters ién Riékelt besjtèit neet mie.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
klooster , klôster , 1. klooster; 2. bejaardenhuis
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
klooster , klóster , klooster , in ’t Klóster Het Klooster Sociaal Cultureel Centrum met theater in Nuenen
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
klooster , kloeaster , onzijdig , kloeasters , kluuesterke , klooster, abdij
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
klooster , kloeëster , zelfstandig naamwoord , kloeësters/kluësters , kluësterke , klooster
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
klooster , kloeëster , zelfstandig naamwoord, onzijdig , kloeësters , kloeësterke , klooster
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
klooster , kloster , zelfstandig naamwoord , klooster; Cees Robben – Dè d’in [sic] klôster blommen bloeien... (19550806); Audioregistratie 1978 - Nou weet ik wèl wòrrom dè zij zo gèk is gewòrre! Ja mar, bij Ven Rèèzewèèk tèùs waare tweej… Mie was nòr et kloster gewist, in Aorendonk, hi. Èn daor isse van truggestuurd èn daor heej zij dè van gekreege!  (Interview met Heikanters - Transcriptie door Hans Hessels); GD05 die zaat int kloster òn et Fraatersgat; Bont klo´st?r, znw.o. 'klooster' - klooster.
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
klooster , kloeëster , kloeësters , klooster
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal