elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: klavier

klavier , [klauwen, handen] , klavîren , Klauwen, handen of vingers. Blîf daor met u klavîren òf! Mnl. clauwier, clavier – haak (Verdam).
Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff
klavier , klavier , zelfstandig naamwoord , Zegsw. Hij slaat geen klaviertje over, hij doet aan alles mee, slaat niets hoegenaamd over. – Alleen in het meerv. klavieren voor handen. || Hij zit overal met zen klavieren an. Blijf er of met je vuile klavieren. – Ook in het Stad-Fri.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
klavier , klavier , (met klemtoon op vier) , zelfstandig naamwoord, mannelijk , Alleen in de uitdr. ’t is een wilde klavier, het is een wildzang; van drukke kinderen, van een vlieg die voortdurend heen en weer vliegt en zich niet laat vangen, enz. – Zo ook elders in Holl. Vgl. Ned. klauwier als benaming van een zekere vogelsoort, waartoe o.a. de klapekster behoort.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
klavier , klavîren , Klauwen, handen of vingers. Blîf daor met u klavîren òf! Mnl. clauwier, clavier – haak (Verdam).
Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer.
klavier , kleviëters , handen (meestal groote).
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
klavier , klevaaier , [zelfstandig naamwoord] , spijkertje in de vorm van een winkelhaak; zie klevier. || klevier
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
klavier , klevier , [zelfstandig naamwoord] , plat: voor hand. Blief der of mit dien klevieren!
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
klavier , klevieren , handen
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Winschoter bargoens, in: Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank
klavier , klaaveiere , handen. Blief mit dien klaveiere daovan aaf: blijf met je vingers ervan af.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
klavier , klavier , 0 , klavieren , 1. hand of vingers Hie hef ok van die grote klavieren handen (Sle), Stikt er oen klavieren dan ook niet tussen! (Hgv), Blief er met je klavieren of (Ass) 2. klavier Dat is een örgel mit twei klavieren en een pedaol (Erf) 3. platte ring aan evenaar, waaraan de knuppel werd bevestigd (Zuidoost-Drents zandgebied) De ring kwam in het klavier (Pdh)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
klavier , klavier , klevier , zelfstandig naamwoord , et 1. piano 2. rij toetsen, toetsenbord; alle klavieren los hebben volop feestvieren 3. (mv.) handen, vingers
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
klavier , kleviere , klevèrrie , zelfstandig naamwoord, meervoud , handen (Tilburg en Midden-Brabant) ; klevèrrie; wilde meid (Eindhoven en Kempenland)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
klavier , klaviere , kleviere , zelfstandig naamwoord, meervoud , handen, klauwen; Cees Robben – Laot die schaol (...) nie uit oew klaviere valle... (19690613); GG blèèft er meej oew kleviere vanaaf; Stadsnieuws:  Blèèft er meej oe kleviere vanaaf, dè zèn de mèn - Blijf er met je tengels af; die zijn van mij (250508); Cees Robben:10 (blz. 65) 'Laot die schaol nie uit oew klaviere valle'
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal