Woord: klaverblad
klaverblad , kliëblaad
, klaverblad. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
klaverblad , kleeblaat , onzijdig
, kleeblaar , kleeblaetje , klaverblad. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
klaverblad , klaverblad , 0
, klaverblad As er nogal wat klaver(blad) tuschen het heui zat haj niet teveul stikstof gooid (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
klaverblad , [kachel met drie gaten] , klééverblad
, kachel met 3 gaten, brandopeningen. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
klaverblad , klaoverblad , zelfstandig naamwoord
, et 1. blad van een klaverplant 2. kruispunt dat qua vorm doet denken aan een klaverblad Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
klaverblad , [blad van een klaver; iets met die vorm] , klaoverblad , zelfstandig naamwoord
, klaverblad. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
klaverblad , klieëverblaad
, klaverblad Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |