elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: klappertje 

klappertje  , knapertje , amorce.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
klappertje , knäpperties , klappertjes (kinderspeelgoed).
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
klappertje , klappertien , zelfstandig naamwoord , et; klappertje
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
klappertje , knapertje , zelfstandig naamwoord , knapertjes , 1. klappertje (voor een klappertjespistool) 2. vrucht van de blazenstruik (Colutea arborescens)
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal