Woord: klagen
klagen , klâgen , [werkwoord]
, 1 p. sing. imp. ind. kluig, klâgd , klagen. Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel. |
klagen , klagen , zwak werkwoord
, klagen; klagen en klîmen, jammeren. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
klagen , klagen , zwak werkwoord
, klagen, schreeuwen; de haze klaget al, de haas schreeuwt, hij zit in ’t nauw. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
klagen , kluig
, (Goorecht) = kloug (Oldampt) = kloagde (Ommelanden) = klaagde. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
klagen , klage
, klagen. Struuk oet de aerd klage, buitengewoon klagen. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
klagen , kläägen , zwak werkwoord
, klagen Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
klagen , kloagen , [werkwoord]
, klagen. Ik kloag, doe klagst, hai klagt; ik kluig (Hogeland en Westerkwartier kloug); ik heb kloagd. Doe klagst bie volle bak (Hogeland) = je bent ontevreden bij overvloed. Doar hevve gain kloagen over = daarover hebben wij niet te klagen. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
klagen , klaang , zwak werkwoord
, klagen Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
klagen , klâges , vrouwelijk
, klagen ’k Hé gén klâges Ik heb niets te klagen. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
klagen , klage , werkwoord
, in de zegswijze klage en klieme, dubbelzegging voor klagen. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
klagen , klaage
, klaachde, haet geklaach , klagen. Klaage mit gezónj bein: klagen zonder reden. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
klagen , klaages
, klachten. Gei klaages: geen redenen tot klagen; geen klachten. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
klagen , klaeng
, klaeng, eklaegd , klagen. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
klagen , klagen , klaegen, klaogen , sterk werkwoord, zwak werkwoord, onovergankelijk
, (Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe). Ook klaegen (Zuidwest-Drenthe, noord), klaogen (Noord-Drenthe) = klagen Aover het weer how de leste dagen niet te klagen (Ruw), Hie kleug nooit klaagde nooit (Eex), Gien ein hef tegenwoordig wat te klaogen niemand heeft reden tot klagen (Nor), Hij klag stein en bein (Pei), Klagen as Jeremia (Ruw), ...een aol jeude (N:Sle) *As boeren nait meer klaogen / En pestoors nait meer vraogen / Den is de wereld ten ende (Vtm) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
klagen , klagen
, klagen Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
klagen , klaoge
, klagen , Klaoge meej gezónde been. Klagen met gezonde benen. Klagen als men geen reden heeft. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
klagen , klaegen , werkwoord
, 1. door pijn of verdriet klagelijke geluiden doen horen 2. klagen over iets, z’n klachten over iets uiten, bijv. klaegen en knarpen gien gebrek het is één en al gejammer en gezeur Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
klagen , klaoge , werkwoord
, klaogde, geklaog, klaogenterre , klagen , VB: Ich heb neet te klaoge uuüver m'n keender. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
klagen , klaoge
, klagen. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
klagen , klôge , klâge
, klagen Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
klagen , klage
, klaagtj, klaagdje, geklaagdj , klagen , Klage mèt gezónj bein: geen reden hebben om te klagen. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
klagen , klage , werkwoord
, klagen Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
klagen , klaoge , zwak werkwoord
, klagen; B klaoge - klaogde - geklaogd; MP gez. Klaoge meej gezónde bêen. Cees Robben: tis godgeklaogd; WBD III.3.1:275 'klagen' = idem; Bont zw.ww.intr. - klagen Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |