Woord: kabuis
kabuis , kappes
, onzin, ook kool. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
kabuis , kappes
, kappese , witte kool. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
kabuis , kappes , mannelijk
, kappesse , witte kool; nietswaardig ding; onzin. Dat is ouch kappes: dat is niets waard. “Kappesse en sevooje kénste knooje, mer mich neit” zegt men, als men bedoelt: met mij speel je niet alles klaar. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
kabuis , kappes
, rónde witte koël. Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst. |
kabuis , kappes
, witte kool als plant of gewas. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
kabuis , [witte kool] , kabbes , kabbeskool, kaboesekool
, 1. witte kool; 2. stamppot met witte kool; 3. savooiekool. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
kabuis , kappes , zelfstandig naamwoord
, witte kool (Land van Cuijk) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
kabuis , [witte kool] , kappes , mannelijk
, 1. witte kool 2. ondeugdelijke waar , Van kappes maaks se zoormoos. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
kabuis , kappes
, 1. zuurkool ook kappesmoos, zoermoos 2. witte kool; door kappes en tebak gaôn – nergens voor terugschrikken (vergelijk het Engelse woord cabbage – kool, en het Duitse: Kappes) zie ook haor, snaor Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
kabuis , kaboêts , kabuûts , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, kool, witte Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
kabuis , kappes
, wittekool Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |