elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: kantig 

kantig , [in goede staat] , kantig , fiksch, in goeden staat. Voorheen werd van hengsten gevorderd dat zij waren: kantig en luchtig op den draf = goed vierkant op den draf, zonder slingering. Vergel. het Nederl. kant en klaar = in allen deele gereed, geheel in orde. Vergel. kant 1 en kant 2.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
kantig  , kentig , kantig.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
kantig , kanteg , [bijvoeglijk naamwoord] , kantig. De aa van kaant wordt in de samenstellingen vaak kort uitgesproken; dit niet in ‘t Westerkwartier
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
kantig , kènjtich , kènjtigger, kènjtichste , hoekig.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
kantig , kantig , netjes, verzorgd.
Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst.
kantig , kaantig , netjes, verzorgd.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
kantig , kantig , kaantig , bijvoeglijk naamwoord , (Zuidoost-Drenthe, Noord-Drenthe). Ook kaantig (Zuidwest-Drenthe, Midden-Drenthe) = mooi recht, met rechte kanten, keurig, netjes Hij hef dei turfbult toch zo mooi kantig opzet (Bco), Een eiken paol kantig maoken (Row), Wat een mooi kantig kassie (Klv), Hij is een kaantige jongkerel en krig een kaant vrommes (Hgv), Die akker is mooi kantig ofwarkt (Oos), Bie dei mensen is alles even kantig (Eco), Het is een mooi kantig kougie (Gie), zie ook kant II
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
kantig , kaantig , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , goed gebouwd, evenredig van vorm, met strakke, rechte lijnen en evt. rechte hoeken; ronde paolen kaantig maeken één of meer vlakke kanten maken aan ronde palen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
kantig , [hoekig] , kentjig , kantig, hoekig
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal