elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: huiveren 

huiveren  , huuvere , huiveren.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
huiveren , hüüveren , zwak werkwoord , huiveren
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
huiveren , huvern , [werkwoord] , huiveren. Doar huver je van!
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
huiveren , hubberen , rillen van de kou.
Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst.
huiveren , huvern , zwak werkwoord, onovergankelijk , huiveren Die huvert ’t oet (Zey), Hij huvert van de kolde (Bov), Ik moot zo huvern, ’k geleuve, da’k de griep kriege (Die), ’t Huvert mij over de hoed, zu’k kaolde pakt hebben? (Sle), Ze zulden huvern um handel mit hum te doen er huiverig voor zijn (Ruw), Ik huverde al bij de gedachte dat ik mus zingen op het teneel (Bor)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
huiveren , huvere , werkwoord , huiveren
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
huiveren , huteren , hukeren , werkwoord , huiveren, rillen (van de kou)
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
huiveren , huveren , bibberen, beven of rillen van kou, angst of koorts.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
huiveren , hoevere , hoevertj, hoeverdje, gehoeverdj , huiveren, rillen, zie ook sjoevere zich , Hae hoevertj zich vanne kaoj.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
huiveren , hoevere , hoevere, zich , werkwoord , hoevertj, hoeverdje, gehoeverdj , 1. ergens dichtbij gaan zitten of tegenaan kruipen om het lekker warm te hebben 2. rillen, bibberen (van de kou) zie ook sjoevere
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal