Woord: hansje
hansje , hanske
, cent. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
Hansje , Hansie , 0
, Hansies , (Kop van Drenthe) = armzalig biggetje Die ofbieterties nuimen wai altied Hansies (Pei) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
hansje , hassek , zelfstandig naamwoord
, hasseke , hassekie , klein van postuur, zwak, niet uit de kluiten gewassen We motte die jonge maor een bietjie ontzien, het is maor een hassekie We moeten die jongen maar een beetje ontzien, het is maar een onderdeurtje Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |