Woord: goedgeefs
goedgeefs , goedergeefsch , [bijvoeglijk naamwoord]
, milddadig. Fri. goederjouwsch. Holst. goodgeevsch. Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel. |
goedgeefs , goodgaefsch
, goedgeefsch. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
goedgeefs , goudgeefs , [bijvoeglijk naamwoord]
, goedgeefs. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
goedgeefs , goutgaefs
, goutgaefser, goutgaefste , goedgeefs. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
goedgeefs , goedgeefs , goedergeefs , bijwoord
, goedgeefs Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
goedgeefs , goodgèfs , bijvoeglijk naamwoord
, goedgeefs , VB: Ze ês altiéd ëve goodgèfs. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
goedgeefs , goodgaefs
, goedgeefs Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
goedgeefs , gaodgaefs
, gul Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |