elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: gewin 

gewin  , gewin , gewin. Et ierste gewin is kattegespin, de fortuin kan zich draaien.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
gewin , gewin , zelfstandig naamwoord onzijdig , 1 winst. Eerste gewin is kaddegespin = geldt nog niet als bewijs, dat men blijft winnen. Spr. Zunder muite gain gewin; 2 vooruitgang. Der is aal wat gewin = de zieke betert een beetje. Gewin zain = vooruitgang (tegemoet) zien; 3 op haalf gewin (Westerkwartier) = om helfte; zie helfte.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
gewin , gewin , zelfstandig naamwoord, onzijdig , voordeel, winst
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
gewin , gewéns , onzijdig , gewin, winst. Eesjte gewén is kattegesjpén: de winst blijft niet aanhouden.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
gewin , gewin , gewun , Ook gewun (Zuidwest-Drenthe, noord, in verb.) = 1. gewin, opbrengst Wij hebt een goed gewin van ’t jaor (Sle), De iemen staot van ’t jaor gooud op het gewin (Eex), Dit is het eerste gewin de eerste verdienste (Sle), Wij hebt de schaopen op half gewin wol en lammeren worden verdeeld door eigenaar en gebruiker (Dwi), Ik zet je op half gewin we delen de winst (Sle), Zij bint hard in het gewin gezegd van bijv. bijen die druk op bloeiende planten vliegen (Pdh), Dat is een half gewin gezegd van varken met zes biggen (Sle) *’t Eerste gewin is kattegespin (Wap), ...het tweide gewin giet het buultie in in de geldbuidel (Hgv); Goed spul en klein gewin, dat is mien klaanten naor de zin (Hgv); Veul gespin, weinig gewin (Die) of: Het geit neeit om het gespin mor wel om het gewin (Nor); ’t Eerste gewin is het best (Row); Het giet niet um het gewin, mar um de aordigheid, zee Piepien, doe hij an de winnende haand was (Dwij); De kosten gaon boven het gewin (Vtm)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
gewin , gewin , 0 , (Zuidoost-Drents veengebied) = schroefdraad Het gewin was versleten (Nsch)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
gewin , gewin , zelfstandig naamwoord , et 1. opbrengst van een bedrijf, de verkoop in een winkel, het inkomen 2. de nectar die de bijen halen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
gewin , gewin , zelfstandig naamwoord , "winst; MP gez. Et eerste gewin is kattegespin, et twidde kröpt den zak in. Van Beek - Is men aanvankelijk aan de winnende hand, dan luidt het: ""'t eerste gewin is kattegespin"", waarop gerepliceerd wordt: ""Maar 't leste gewin gaat de zak in"".  (Nwe. Tilb. Courant; Typische zegswijzen afl. 5; 25 augustus 1959)"
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal