Woord: gevoelig
gevoelig , [gevoel hebbend] , gĕveulĕch
, gevoelig. Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94 |
gevoelig , geveulig
, gevoelig. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
gevoelig , gevuileg , [bijvoeglijk naamwoord]
, gevoelig. Ain gevuileg zeer doun. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
gevoelig , gevuilich
, gevuiligger, gevuilichste , gevoelig, zie het oudere: siezich. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
gevoelig , gevulig
, gevoelig. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
gevoelig , gevulig , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
, gevoelig Hie is slim geveuilig veur stof (Eex), ...veur de kolde (Bov), ...veur wollen kleren (Coe), ...veur zwelleraai krijgt gauw gezwellen (Row), Dat is een gevulige plekke (Hol), Harm zien arm is altied nog gevuilig (Een), Zokke dingen, daor is hij arg gevulig veur (Hgv), Dat was een gevulige klap (Geb), Jezölf in de vinger snieden, is gevulig (Dwi), Zien bliendedarm is hum nog geveulig (Hgv), Die hond is geweldig gevulig veur klappen bang ervoor (Klv), O, wat löp dat peerd gevulig voorzichtig, bijv. als het een zeer been heeft (Pdh), Een gevulig liedtien (Odo), Ieder mèense hef wel een gevulige stèe, al zul het zien portemonnee maor wèzen (Hgv) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
gevoelig , gevulig
, gevoelig. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
gevoelig , gevulig , geveulig , bijvoeglijk naamwoord
, 1. gevoelig 2. lichtgeraakt Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
gevoelig , geveulig , bijvoeglijk naamwoord
, gevoelig , VB: 't Ês hil érg geveulig vuur e plûimpke. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
gevoelig , gevuullig
, gevoelig Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
gevoelig , geveulig
, geveuliger, geveuligst , gevoelig Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |