Woord: geroerdÂ
geroerd , gereurd
, geroerd. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
geroerd , ruierd , [bijvoeglijk naamwoord]
, geroerd. Men zegt van een paard: hai is ruierd, als het van achteren wat slingert. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
geroerd , geruiert
, geruierder, geruierste , ontroerd. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
geroerd , [ontroerd] , gereurdj
, ontroerd, geroerd Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |