Woord: flimp
flimp , flimp
, fidebus, een dunne hout of papier, waarmede vroeger de pijp werd aan gestookt. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
flimp , flimpe , meervoud
, houten spaantjes waarmee men vuur neemt uit kachel of haard, bijv. om een pijp op te steken. Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo. |
flimp , flimp , zelfstandig naamwoord
, wimper, spaandertje (Helmond en Peelland) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
flimp , [gedroogde spaanders ] , flumpe
, aan de kachel gedroogde spaanders hout waarmee bijvoorbeeld de pijp werd aangestoken Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
flimp , flump
, snippertje hout, dun aanmaakhoutje voor kachel of pijp ook vump Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
flimp , flûmp , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, flûmpe , houtspaander Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |