Woord: erover
erover , dreuver
, er over. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
erover , druüver , bijwoord
, erover , druüver Zw: Ze druüver kriége: een pak slaag of een uitbrander krijgen. Zw: 'n Sjoor druüver kriége: a. door een regenbui overvallen worden. b. een flinke uitbrander krijgen. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
erover , deraover , bijwoord
, erover. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
erover , [erover] , t’ruuever
, erover , Hae kreeg ze flink t’ruuever. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |