Woord: eeuw
eeuw , eewe , vrouwelijk
, eeuw. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
eeuw , ieuw
, eeuw. Ieuwig lank, zeer lang. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
eeuw , eeuw , aive; aiw; iw , [zelfstandig naamwoord]
, eeuw. || aive; aiw , (Westerkwartier) Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
eeuw , aiw
, eeuw Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
eeuw , ieuw , eeuw, aiw , 0
, ieuwen , (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe). Ook eeuw (Noord-Drenthe, Zuid-Drenthe), aiw (Kop van Drenthe, Veenkoloniën) = eeuw Een paar eeuwen elene was hier alles nog heide (Ruw), Hij is nog van de veurige eeuw (Vle) *In de veurige eeuw hadden de krèeien nog gien gat, doe scheten ze deur de neusgaten (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
eeuw , eùw
, eeuw. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
eeuw , eeuw
, eeuw Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
eeuw , ieuw , eeuw , zelfstandig naamwoord
, de; 1. eeuw, periode van honderd jaar, ook: één zo’n periode steeds gerekend vanaf het begin van onze jaartelling 2. zeer lange tijd 3. tijdperk van bep. personen of toestanden Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
eeuw , êêuw , zelfstandig naamwoord
, êêuwe , êêuwchie , eeuw Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
eeuw , iew , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, iewe , - , eeuw , VB: De muüle en de kërk van Groéselt zién ién de 17e iew geboûwd. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
eeuw , öw
, eeuw Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
eeuw , iw
, eeuw Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
eeuw , ieëw , vrouwelijk
, ieëwe , eeuw , Sjeet ins op: ich höb gein ieëwe de tied! Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
eeuw , iëw , zelfstandig naamwoord
, iëwe , iëwke , eeuw Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
eeuw , ieëw , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, ieëwe , eeuw Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
eeuw , euw , zelfstandig naamwoord
, M eeuw; Cees Robben: middeleuws; A.A. Weijnen, Dialectatlas van Noord-Brabant; Antwerpen 1952 – ; et is en 'uw' geleeje dèk oe gezien hèb; Dirk Boutkan: (blz.24) ' öw' = euw; idem blz.99; A.P. de Bont: zelfstandig naamwoord vr. 'euw' - eeuw Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
eeuw , ieëw
, ieëwe , eeuw Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |