Woord: dichtbij
dichtbij , dichbej
, dichtbij. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
dichtbij , dicht , ,
, dicht bij den wal: Toe was de vis zóó dicht, dat …. Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen |
dichtbij , dichtbie , dichtebie , [bijwoord]
, dicht bij. Dat is dichtbie. Maar als voorzetsel steeds 2 woorden: dicht bie diek. Hou dichter bie kerk, hou loater der in = die het dichtst bij wonen, komen vaak het laatst. Hou dichter bie Romen, hou slechter Christen = die ‘t dichtst bij de kerk wonen, (die vlijtig naar de kerk gaan), zijn niet altijd de braafste lui. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
dichtbij , dichtebai , bijwoord
, Dialectische variant van dichtbij. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
dichtbij , dichtbij , bijwoord
, dichtbij Dei dunderslag was aordig dichtebie (Bco) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
dichtbij , dichtebi’j , dichtbi’j , bijwoord
, dichtbij, nabij Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
dichtbij , duchbij , bijwoord
, dichtbij Den bliksem is duchbij ingeslooge De bliksem is dichtbij ingeslagen; duchterbij dichterbij Kom is een bietjie duchterbij Kom eens een beetje dichterbij Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
dichtbij , [tegenover ver weg] , dich bè
, niet ver Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
dichtbij , dichtbi’j , bijwoord
, dichtbij. IJ woont dichtbi’j. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
dichtbij , dichtenbai , bijwoord
, dichtbij (Tilburg en Midden-Brabant) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
dichtbij , dónbiê , dónbie
, dichtbij ook dónbieje ook dunbie(je); dunbie(je) zie dónbie(je) Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
dichtbij , dóchtbeej , bijwoord
, dichtbij Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
dichtbij , dichtenbij , bijwoord
, dichtbij, na(bij); Cees Robben: dan moetem is van dichtenbij bekèèke; Henk van Rijen: 'dichtenbèèj' - dichtbij, op korte afstand; A.P. de Bont: bijw. 'dichtenbij', dichte bij; WNT citaat van Beets: ... dichtebij Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |