Woord: bijblijven
bijblijven , bejblieve
, blief, bliefs, blief, bleef, gebleve , bijblijven. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
bijblijven , biejbliewn , werkwoord
, in ’t geheugen blijven Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
bijblijven , bieblieve
, bleef bie, is biegebleeve , bijblijven. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
bijblijven , biebliem
, bleef bie, bie ebleem , bijblijven. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
bijblijven , bijblieven , sterk werkwoord, onovergankelijk
, bijblijven Mit ’t wark kun ik goed bijblieven (Eli), Ik mus haard lopen um bie te blieven (Eco), Het kost veule geld aj as boer een beetien bijblieven wilt (Koe) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
bijblijven , bi’jblieven , werkwoord
, 1. bijblijven: niet achter raken, op de hoogte blijven 2. niet vergeten Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
bijblijven , bi’jblieven , werkwoord
, bijblijven. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
bijblijven , [bijblijven] , bieblieve
, bijblijven Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
bijblijven , bî-jbliêve , werkwoord
, (Nederweerts, Ospels) bijblijven Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |