elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: beter 

beter , beter , bèter , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , Dev. bèterder
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
beter , beter , voor: hersteld, genezen; bin ie weer beter? = zijt gij weer gezond? “lest ben ’k ’n beetje kepot west, moar nou ben ’k toch weer zoo goud as kloar.” Oostfriesch beter, bäter = genezen, genezen, gezond. – In de Ommelanden: beter worden, bv. door een handel, door ruiling, enz. = er voordeel van hebben; doar bin ’k nijt beter van wor’n = daar heb ik geen zijde bij gesponnen; “Wie kinder worren der beter van” = stijgen in aanzien (indien hun vader lid van den raad werd); hij het t’r nijt beter mit moakt = zijne handeling of zijn praat heeft den toestand verergerd. Neder-Betuwe, er bèter aaf worre = in beteren doen komen.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
beter  , baeter , beter.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
beter , biätter , beter
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
beter , beder , [bijvoeglijk naamwoord] , 1 beter.; 2 bedern = beteren; hom bedern = zich beteren. Hai is weer beter = hersteld. Hai is in beter haand = hij betert weer. Spr. Beter wat as niks; beter n haalf aai as n lege dòp. Schertsend: Beter n loes in de pòt as haildal gain vlaais. - ‘t Kin beter van de zak as van de baand; beter van de Stad as van n dörp = de rijkste moet maar voor ons betalen. - Beter n lap as n gat. En op rijm: Beter klaain en kregel As n grode vlegel. Beter ain vogel in haand as tien in locht. Beter heer as knecht; ook: beter n lutje boas as n grode knecht.- Beter n anker kwiet as ‘t haile schip. Beter n rieke voader te verlaizen as n aarme mouder. Beter klaain geld as gain geld. Doar wòr ik niks beter van = daar verdien ik niet aan. Beter loat as nooit. Ik bin der nait beter van wòrren = ik heb er niets mee gewonnen. As ik nait beter wait = als ik mij niet vergis. Hai het ‘t ter nait beter mit moakt = hij heeft de toestand verergerd. Tegen beter waiten in proaten. Ik mos ja nait beter waiten! = ik zou wel een dwaas wezen als.. Beter der om verlegen as der mit verlegen, troost als iemand een blauwtje loopt. - Beter ten haalven gekeerd as ten hailen gedwoald. - Beter n kwoadkòp as n doedeldòp = een kwaaie vrouw is niet zo erg als een doetje. , (Hogeland)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
beter , béters , beter Nie béters te wete as Niet beter te weten dan.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
beter , beterder , Hoe gaat het met de zieke? Een stuk beter
Bron: Spek, J. van der (1981), Zoetermeers woordenboek, Zoetermeer.
beter , beterder , bijvoeglijk naamwoord , Dialectische variant van beter. Andere voorbeelden van een ‘dubbele’ vergrotende trap zijn o.a. grôterder, lieverder, ouwerder. Het gebruik van deze vormen is echter niet algemeen.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
beter , bétter , genezen, hersteld, beter (bijwoord).
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
beter , better , beter; * better een kregelkop dan een doedeldop: beter temperamentvol dan saai; ie könt better op ’n zak met vlooien passen dan op’n jonge deerne: met jonge meisjes heb je soms heel wat te stellen.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
beter , beter , bèter, better , Ook bèter (Zuidwest-Drenthe, zuid, Zuidoost-Drents veengebied), better (Scho, Pdh) = 1. beter Hij hef betere tieden kend (Klv), Van die kerel woj ok niet beter van (Eex), Zul hij dat better wieten (Pdh), Het weer wordt er niet beter op (Row) 2. (weer) gezond Hij is vandage een beetien beter as gisteren (Bro), Ik was zeik, maor bun noe weer beter (Bov) 3. (als zn.) Bij gebrek an beter zal ik dit wal nimmen (Sle)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
beter , bètter , beter.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
beter , bèèter , beter. Hoe minder, hoe bèèter.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
beter , bèèter , beter, genezen , Ge kun’net bèèter nôr d’n bakker draoge, és nôr d’n dokter. Je kan het beter naar de bakker dragen dan naar de dokter. Het is beter zijn geld aan brood uit te geven dan aan medicijnen.
Ge héd al van alles gehad, mér zéd'de nouw wir bèèter of moet'te nog hóógeróp? Je hebt al van alles gehad, maar ben je nu weer genezen er of moet je nog hogerop? Wit'te niks bèèters te vertèlle dan kun'de bèst urst iet anders gôn zitte te verzinne. Weet je niets beters te vertellen dan kun je best eerst iets anders gaan verzinnen.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
beter , beter , zelfstandig naamwoord , iets dat/iemand die beter is, bijv. bi’j gebrek an beter
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
beter , beter , beterder , bijvoeglijk naamwoord , 1. met meer kwaliteit(en) 2. geheel of min of meer genezen 3. in een gunstiger financiële positie, in gunstiger maatschappelijke of lichamelijke omstandigheden, fortuinlijker 4. meer te verkiezen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
beter , beterder , bijwoord , nog beter ’t Gaot weer een bietjie beterder, ik mag alles weer eete Het gaat weer een beetje beter, ik mag alles weer eten
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
beter , bëter , bijvoeglijk naamwoord , beter , VB: De kêns bëter éffe sjoûwele, 't rëngelt wie 'n bies.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
beter , bèter , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , 1. beter. IJ is bèter dan zien breur, maer ik binne bèterder; 2. opgeknapt, gezond, hersteld. Mien moeder is weer bèter.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
beter , bitter , beter, gezond; zie ook goewd , Hèij is wir bitter. Hij is weer gezond.
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
beter , baeter , baeterder , beter , Baeter erm mèt ieër es riek mèt sjanj. Baeter slecht gevare es good gegange: men kan beter over een slechte weg rijden dan dat men moet lopen. Baeter te vreug es te laat. Hae is al get baeterder es gister.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
beter , baeter , bijvoeglijk naamwoord , baetere , 1. beter 2. genezen zie ook baeterder
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
beter , baeter , bijwoord , beter, genezen
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
beter , beeters , beeterder , stoffelijk bijvoeglijk naamwoord , beter; Pierre van Beek: nie beeters te weeten òf .. (= ... tenzij ik me vergis) (Tilburgse Taaklplastiek 123); Pierre van Beek: nie beeters te weeten òf .. (= naar mijn mening) (Tilburgse Taaklplastiek 171); WNT BETER C) Bijw. - In Zuid-Ned komt ook als bijwoord de bijvorm 'beters' voor; beeterder; beter (comparatief van goed); WBD III.1.2:410 'beter' = genezen
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
beter , baeter , baetere , beter (genezen)
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal