Woord: beschoren
beschoren , beschoren
, voor toegeschikt. Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
beschoren , beschaore
, beschooren. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
beschoren , beschoren , [bijvoeglijk naamwoord]
, [beschoren] Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
beschoren , bescheert
, beschoren, door het noodlot toegedacht. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
beschoren , bescheuren , bijvoeglijk naamwoord
, beschoren Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
beschoren , beschôrre
, beschoren Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
beschoren , besjoeëre
, beschoren Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |