elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: beredderen 

beredderen  , bereddere , in orde maken.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
beredderen , bereddern , beriddern , [werkwoord] , beredderen.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
beredderen , bereddere , werkwoord , Zie beredde.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
beredderen , bereddere , werkwoord , de zaak op orde brengen (KRS: Hout)
Bron: Scholtmeijer, H. (1993), Zuidutrechts Woordenboek – Dialecten en volksleven in Kromme-Rijnstreek en Lopikerwaard, Utrecht
beredderen , bereddern , zwak werkwoord, overgankelijk , 1. regelen Een huusholding bereddern valt nog niks mit (Die) 2. in orde brengen, verzorgen Dat olde meinse möt wat beredderd worden (Dwi)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
beredderen , beredden , (Gunninks woordenlijst van 1908) beredderen
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
beredderen , beriddere , werkwoord , in orde brengen (Land van Cuijk)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal