elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: beloop 

beloop , beloop , zelfstandig naamwoord, onzijdig , Bij de zeildoekweverij. Zeker stevig soort touw, dat om de gereed zijnde rollen doek wordt gebonden. || Gaan dat beloop effen opkloenen. Is ’et beloop al om de rollen ’edaan? – Beloop komt van belopen in de zin van omgeven, omringen, vgl. Mnl. Wdb. I, 866, op belopen 4°.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
beloop  , beluip , beloop.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
beloop , beloop , zelfstandig naamwoord onzijdig , 1 Loat dat op zien beloop. Dat is zo ‘s werelds beloop. Aal noa beloop van zoaken.; 2 vorm. ‘t Beloop van n schip. n Peerd mit n miroakel mooi beloop.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
beloop , belump , onzijdig , overleg. Mit belump achter de waoreit kómme: door listig overleg achter de waarheid komen. Aone belump drin geloupe: zonder erg in de val lopen.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
beloop , beloup , onzijdig , beloop.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
beloop , beloop , 0 , beloop Waacht mor of, het mot toch zien beloop hebben (Bal), Ik heb het zien beloop laoten (Row)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
beloop , beloop , beloop
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
beloop , beloop , zelfstandig naamwoord , et; verloop, voortgang
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
beloop , beloüp , zelfstandig naamwoord , beloop , beloüp VB: V'r zalle mer nuurges mie uüver kalle en de zäoke op ze beloüp laote.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
beloop , [beloop] , beloup , onzijdig , beloop , Alles op zie beloup laote.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
beloop , belaûp , belaup , beloop
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
beloop , beloup , beloop
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal